der andere de omvang van akkercom plexen uit de Ijzertijd, de zgn. Celtic Fields, kan zo nauwkeurig bepaald wor den. Grondboringen worden gebruikt om diepte, dikte en gaafheid van de archeolo gische laag vast te stellen. Andréa: 'Overi gens is het niet altijd even gemakkelijk om een gebied archeologisch te karteren. Veen-weide gebieden zijn prima te doen, maar als je een gebied met een dikke es- laag moet karteren, waar natuurlijke ont sluitingen ontbreken, wordt het toch even moeilijker. Maar door combinatie van bo dem- en hoogtelijnen, kaarten en mogelijk ook geomorfologische kaarten is toch een redelijk inzicht te krijgen in de interes sante archeologische gebieden. Door lo catiekeuze factoren per gebied te analyse ren zijn ook de essen te karteren. Het in- spekteren van persbuiten (kuilvoerhopen voor snijmais) levert vaak aardewerk ma teriaal op en soms grondsporen. Het karte ren van essen vraagt om een 'intelligente' manier van benaderen, om de factor toeval te verkleinen.' Archeologische waardering Als een gebied uiteindelijk gekarteerd is, evalueert de Stichting R.A.A.P. het gebied en geeft het een bepaalde waardering. Deze waardering is onder andere afhan kelijk van de diepteligging van de archeo logisch belangrijke grondlaag, de dikte van de laag en de gaafheid. Hoewel een van de moeilijkste onderwerpen vindt het R.A.A.P. juist deze waardering een zeer belangrijke taak. Andréa: 'Als wij onze waardering in een rapport hebben afgele verd is het werk wat ons betreft gedaan. De ROB en de Landinrichtingsdienst moe ten onze adviezen verder bekijken. Wij delen de gebieden in naar de normale nor men van 'archeologisch monument', 'mel- dingsgebied' of 'attentiegebied'. In feite zijn de laatste twee vogelvrij, maar er wordt van de gemeente of provincie ver wacht dat zij de ROB melden wanneer er iets in dat gebied gaat gebeuren. Een mel- dingsgebied is een gebied dat mogelijk in de toekomst voorgedragen wordt als mo nument, maar dat nog niet is. De status 'monument' blijft in feite de enige moge lijkheid een plek werkelijk te bescher men. Het waarderen van alle archeologi sche vindplaatsen blijft echter van het grootste belang. Pas als je weet wat een gebied waard is kun je goed gefundeerde keuzes maken met betrekking tot de be scherming van de terreinen.' De regering heeft in verschillende nota's herhaaldelijk het belang van de bescher ming van het cultureel erfgoed genoemd, maar is er nu ook werkelijk een mogelijk heid om belangrijke archeologische ter reinen te beschermen? Andréa: 'Er zijn wel degelijk mogelijk heden om belangrijke gebieden te be schermen. Alleen loopt de archeologie zo'n 50 jaar achter in belangenbehartiging. De archeoloog heeft zich al die tijd te veel opgesteld als wetenschapper, graver en publicist. De praktische, beleidsmatige kant is vergeten. De Stichting R.A.A.P. on derzoekt de mogelijkheden die er zijn om een interessant gebied wettelijk te be schermen. Er is natuurlijk de Monumen tenwet, die beoogt haar preventieve wer- ■itp ■•«iirti Landmeter in actie king te vergroten door verkenningen de zelfde status te geven als opgravingen. Maar daarnaast biedt ook de Wet Bodem bescherming, die in 1987 in werking ge steld werd, mogelijkheden om een terrein als bodembeschermingsgebied aan te wij zen. In deze wet is aandacht voor archeo logie minimaal, maar dat komt voor een groot gedeelte doordat archeologen het belang van de inbreng van archeologische waarden hebben onderschat. Op ons initi atief is er in het 'Handvatten'rapport van het Ministerie van VROM (dat geschreven is om provincies een leidraad te geven bij de invulling van de wet) een paragraaf ar cheologie opgenomen. Hierdoor en door een actieve benadering van de provinciale ambtenaren is een aantal provincies (Friesland, Noord Holland, Overijssel en Zuid Limburg) overtuigd geraakt van het belang archeologische terreinen in het door de Wet Bodembescherming voorge schreven eerste intentie-programma op te nemen. Ieder jaar wordt door de minister een voorbereidingsschema opgesteld ten be hoeve van de landinrichting. Hierin wor den voorgenomen ruilverkavelingsprojec ten opgenomen. Jaarlijks gaat dat om zo'n 30.000 ha. Aan de hand van dit jaarover zicht maakt de ROB een Standaard Arche ologische Inventarisatie (SAI) van de be handelde gebieden, men raadpleegt on der andere het Centraal Archeologisch Archief en adviseert over eventueel on derzoek van de bedreigde gebieden. Het komt echter geregeld voor dat gebieden witte plekken op de archeologische kaart vormen, men kent het gebied te slecht of in het geheel niet om er enig advies over uit te brengen. In zo'n geval kan dan een Aanvullende Archeologische Inventarisa tie (AAI) gemaakt worden. Deze aanvul lende inventarisatie van het gebied kan gedaan worden door de Stichting R.A.A.P.' Zo'n gebied was bijvoorbeeld Water land (N.H.), waarbij meteen duidelijk wordt dat de lege plekken op de archeolo gische kaart geen lege plekken in ons bo demarchief zijn. Andréa: 'Men ging er altijd vanuit dat de mensen vroeger niet op het veen geleefd zouden hebben, het zou veel te nat ge weest zijn voor bewoning. Kartering van het gebied leverde echter geheel andere uitkomsten.' Andréa: 'Ook voor 1984, het oprichtings jaar van het R.A.A.P., vonden al archeolo gische karteringen plaats. Alleen bleef men altijd steken in het verwerken van de gegevens. Wij werken hier met moderne en zelf ontwikkelde computerprogram ma's, die het mogelijk maken om na bij wijze van spreken 4 maanden karteren, de vijfde maand een rapport op tafel te heb ben. Dat snelle werken heeft het grote voordeel dat het archeologisch onderzoek vanaf het allereerste begin in de gehele planvorming rond een bepaald gebied kan worden meegenomen. Men stuit niet meer onverwacht op een archeologisch monument dat beschermd dient te wor den, maar men weet van te voren met een redelijke mate van zekerheid wat men mag verwachten.' Vergoedingen voor boer nodig Als een gebied uiteindelijk op de archeo logische meldingskaart als 'monument' te boek staat, zijn de gevaren nog niet gewe ken. De terreinen worden zelden of nooit geïnspecteerd. Zo kan het gebeuren dat een boer, die ooit per brief vernomen heeft dat een van zijn akkers tot monument verheven is, toch gaat diepploegen. Aan gezien de meeste resten zich in een laag van 0 tot 2 meter onder het maaiveld be vinden zijn de gevolgen voor het monu ment desastreus. Andréa pleit dan ook voor een beter beheer van de gebieden. Hij denkt hierbij aan het instellen van een archeologische monumentenwacht. Die zou zich niet alleen met het beheer van de terreinen moeten bezighouden maar ook met voorlichting en educatie. 'Het is enorm belangrijk dat de mensen weten waar het om gaat. Dat je ze laat zien wat er aan de hand is, ze vertelt waarom bepaalde zaken niet mogen en andere wel, ze 'es mee neemt naar een museum.' Bovendien denkt Andréa aan mogelijk heden die er wellicht zijn voor het instellen van een soort beheersvergoeding. 'Uitein delijk is een boer een economisch den kend mens, en het zou helemaal geen gek idee zijn hem te betalen voor de dingen die hij moet nalaten omdat ze schadelijk zijn voor het monument. Op het ogenblik bestaat er via de Relatienota de mogelijk heid om 'natuurbeheer1 via een stelsel van vergoedingen te regelen. De agrariër krijgt een schadevergoeding uitgekeerd als hij bepaalde voor de natuur schadelijke landbouwkundige werkzaamheden (diepploegen, grondwaterverlaging) na laat. Voor archeologische terreinen is het niet mogelijk om deze onder de Rela tienota te brengen. De nota is toegespitst op natuurwaarden en niet op cultuurwaar den. Daarnaast bestaan er in de natuurwe- reld ideeën om natuurproductie te betalen, extra geld voor meer uitgebroede kievits eieren of toename van waardevolle flora. Hoewel dit onderwerp nog sterk ter dis cussie staat zou het toch interessant zijn om te onderzoeken of er ook geen sprake van 'cultuurhistorische' productie zou kunnen zijn. Hoewel er in de archeologie geen sprake kan zijn van archeologische pro ductie zou men boeren toch kunnen beta len voor de instandhouding van het arche ologisch bodemarchief. Als een gebied uiteindelijk echt be dreigd wordt, dan moet het gewoon opge graven worden. Maar het is duidelijk dat er allerlei regelingen naast de in de wet beschreven mogelijkheden noodzakelijk zijn, om ons bodemarchief voldoende te beschermen.' Heemschut, mei-juni 1989 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 31