Geen tramremise 0 <jora<^« «nlrctt Het grotendeels kamezloze huis. G. Rietveld 1932. Met de verbanning van de huisluchtjes vermindert de noodzaak de huisplattegrond in kamers op te delen. (Op de plattegrond overigens alleen de begane grond) lichaamsgeur ontdoen, hetgeen de ver menging der standen ten goede kwam. Gelijke maatschappelijke kansen zijn ten slotte alleen te verwezenlijken zonder de vele standsluchtjes van vroeger, die even zo vele soorten van kwade reuk waren. Het gedeeltelijk kamerloze huis De algehele beheersing van de tempera tuur van de binnenruimten werd eerst mo gelijk met de introductie van de centrale verwarming, die voor het gewone woon huis aan het begin van deze eeuw plaats vond. Nog lang was het daarbij de ge woonte de installatie zo uit te voeren dat de verschillende ruimten in het huis een andere temperatuur kregen. Niet het hele pand behoefde te worden verwarmd, slaapkamers moesten koeler zijn dan woonvertrekken en gangen werden niet verwarmd. Eerst in recente tijd werd dit verschil tussen warmere en koelere ruimten opge heven. Men verlangde overal dezelfde temperatuur, onmerkbaar door een ther mostaat geregeld. Het ideaal was een alom aanwezige heldere en onreukbare lucht met een temperatuur die precies bij het menselijk verlangen aansloot. Door deze gelijkmatige en aangename huislucht ver dween een der belangrijkste redenen voor het maken van kamers. Door het algemeen gebruik van de auto en het opkomen van een verwarmd open baar vervoer kon men luchtiger gekleed gaan, hetgeen gepaard ging met een gro ter gevoel van ontspanning. Kamers en gangen waren hinderlijk voor de vrije be weging binnenshuis en begonnen beklem mend te werken. De tweede functie van de vertrekken in het 'kamer'huis, die van schatkamer, mu seum of meubelbergplaats bleef nog maar in enkele milieus bestaan en lijkt niet sterk genoeg in onze leefgewoonte verankerd te zijn om de produktie van ontvangstkamers in stand te houden. De enige kamervormende factor die werkzaam bleef was de behoefte aan pri vacy, die zich bij slaapkamers, badkamers en studeerkamers deed gelden. Dit had tot gevolg dat huizen ontstonden die voor een groot deel kamerloos waren. Moderne huizen hebben in het woongedeelte een andere ruimtevorm dan een suite van af zonderlijke vertrekken en oudere huizen worden inwendig zo gemoderniseerd dat er geen kamer meer te bekennen valt. Voor de structuur van oudere huizen heeft dit ingrijpende gevolgen. Niet alleen op bouwkundig gebied, maar ook voor de warmte- en vochtstructuur. Vroeger raak ten de weinige verwarmde ruimten maar voor één of twee zijden aan de buiten wand. Aan de overige zijden lag er een minder verwarmde of koelere ruimten tus sen het verwarmde vertrek en de buiten muur. Gangen, portalen, keukens, serres, slaapkamers en zolders vormden de buf fers tussen warm en koud. Bovendien be zat de beperkte verwarmde ruimte nog een lagere temperatuur dan thans het hele huis heeft. Dit heeft tot gevolg dat de sterk verwarmde binnenruimte bijna overal de omhullende buitenwand raakt. De traditio nele baksteenconstructie van de buiten muur is hiervoor, zacht gezegd, niet de meest optimale bouwwijze. De ouderwetse venstervorm is hiervoor ten ene male on geschikt. Veel op traditionele wijze ge bouwde huizen worden thans zover uitge broken dat er een groot, kamerloos woon gedeelte ontstaat, dat hoog verwarmd en sterk verlicht wordt. Tussen binnen en bui ten bevinden zich nog wat oudmodische vensters en wat oud metselwerk. Door deze intrede in het kamerloze tijd perk is onze generatie genoodzaakt com promissen te sluiten, waarbij veel verloren gaat. De historische lucht wordt uit de hui zen verbannen. De oudere oudheidmin naar moet bij menig pand verzuchten 'zelfs in huis hier waait deze wind' en vermoede- t lijk zal dit reukloze huis voor hem dan voorgoed in een kwade reuk staan. Prof. dr. ir. R. Meischke is emeritus-hoog- leraar kunstgeschiedenis te Leiden. In het januari/februarinummer 1989 van ons blad komt op blz. 8 een artikel voor getiteld 'Reddingsactie oude tramremise'. Dat artikel bevat m.i. een paar onjuisthe- I den waarop ik u graag attent wil maken. In 1 de eerste plaats betreft het hier geen re mise, maar een (elektrische) centrale. De I tramlijn waarover hier geschreven wordt j (Lijn 2 van de Nijmeegse Gemeentetram) begon hier aan een sterke stijging (onge veer 80 meter) om het hoogteverschil tus- sen Beek en Berg-en-Dal te overwinnen. Men deed dit door middel van een 'keer- lus'. Om de vrij steile baan te kunnen ne men, was een (extra) centrale nodig. Die stond m.i. in het gebouw dat u ten onrechte! remise noemt. Dat het hier geen remise betreft kan onder meer blijken uit het feit dat er geen rails naar toe voeren. De re- j mise van de Nijmeegse tram bevond, met de eigenlijke centrale, zich in de beneden stad van Nijmegen, ongeveer ter hoogte van de Veemarkt, bij de Waalkade. j De lijn naar Berg-en-Dal had haar begin punt aan het Kelfkensbos (bij het Hunner park). Zij liep van daar via Ubbergen en Beek naar Berg en Dal. Het eindpunt was ook niet, zoals u schrijft, 'een mondain ho telterras' (het terras van Hotel Groot Berg en Dal, thans Hotel Valmonte), maar bij het nog steeds bestaande Café 'Kronenbitter' (W. Streefland en W. van Reen, de Ge meentetram van Nijmegen, blz. 112). De weg gaat in Beek (dat is de Van Randwijckweg') reeds steil omhoog. Dat is 1 op uw foto goed te zien. De trams hebben dan ook twee beugels (eigenlijk: 'stroom afnemers'). De tram op het rechterspoor (er lag hier dubbel spoor) laat deze twee ook duidelijk zien. Zij zal dus zo meteen aan de bestijging van de 'Sterrenberg' be- ginnen. Links, op een zijspoor, staat een bijwagen. Daar was destijds de Neder- 1 lands-Duitse grens. Die ligt thans een stuk oostelijker. Ongeveer op de plek waar op de foto de bijwagen staat bouwde de j ANWB in de jaren '30 een z.g. 'grenskiosk'. De bedoeling was destijds bij alle belang rijke grensovergangen zulke kiosken te bouwen om buitenlandse toeristen te ver- welkomen en van informatie te voorzien. Toen mijn vrouw en ik enige jaren geleden in Hotel 'De Musschenberg' (iets ten oos ten van het afgebeelde punt) verbleven, j stond de kiosk er nog. Ongebruikt natuur lijk. (Hij staa ter nog steeds en wordt n u gebruikt als een soort reclame 'zuil', Red.). Hoogachtend, j uw medelid ir H. L. Rogge De badkuip van de burgerman (V. Vitry, o.c. 1827). Eerst na het overwinnen van de huisluchtjes werd het zaak zich te ontdoen van de lichaamsgeuren. Heemschut, mei-juni 1989 wOOncumQ

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 22