3JD 'httiubi Ati/nórc Paruur Pariou C itisme rnnS: v Profiel van een Londense straat inde 19e eeuw. In het midden (A) een riool voor afvoer van het regenwater. Ter weerszijden kleinere houten buizen (B) ter aanvoer van schoon water. De keukens zijn verbannen naar de kelder. De faecaliën werden nog steeds verzameld in beerput ten. (U. Vitry, Proprietaire Architecte, 1821). dacht besteed aan verbetering van de vorm van de schouw in verband met een vollediger rookafvoer. Door de veran derde stoffering waren de vertrekken kwetsbaarder voor rook geworden. Het zoeken naar een rookvrije verwarming met schouwen vond zijn eindpunt in de in troductie van de kolenhaard in de negen tiende eeuw. Ook de verlichting van de vertrekken werd opgevoerd. Door de toepassing van blank glas in houten roeden werd voor de eerste maal in de geschiedenis van het woonhuis het ongekleurde daglicht in overvloed de vertrekken binnengevoerd. Ook het kunstlicht werd verbeterd. Door dat de stucplafonds in deze tijd hun in trede deden en het houtwerk van de ver trekken geschilderd werd was men vrijer in de kleurstelling van de interieurs dan voorheen. In de periode van ca. 1700-1850 was een toenemende neiging tot lichte in terieurs waar te nemen. Met de stroom aan daglicht kwamen tenslotte ook grote ka merplanten de vertrekken binnen, die de illusie van een paradijselijk binnenklimaat voltooiden. De verbeterde verwarming en verlich ting maakten een rijker stoffering moge lijk. Met kostbare meubels en talrijke schilderijen werden de kamers aange kleed. De rijkere huizen hielden het mid den tussen meubelpakhuizen en kunstmu sea. Deze schatkamers moesten getoond worden. De zaal was uit de huisplatte grond verdwenen, ontvangsten konden al leen maar plaats vinden in de vertrekken. Deze werden daartoe met elkaar verbon den, veelal door dubbele deuren, waar door suites van vertrekken ontstonden, die op verschillende manieren gebruikt kon den worden. Zo was het Nederlandse woonhuis dat oorspronkelijk, zowel in zijn inheemse vorm als in de geïmporteerde stenen vari ant, gekenmerkt werd door een zaalvor- mige hoofdruimte geëvolueerd tot een complex van gangen en kamers. De gevolgen van de technische installaties Toch was zelfs het ver ontwikkelde 'ka- mer'huis van de tweede helft van de ne gentiende eeuw niet helemaal zonder huis luchtjes. Het was kwetsbaar voor allerlei soorten schimmels en zwammen en rook daardoor vaak muf. In ons natte klimaat bleven stenen muren altijd vochtig. Door de aanwezigheid van betimmeringen en Het secreet was een bron van onaangename lucht. Zo mogelijk plaatste men het buitenshuis. (Abbotsbury 1790). bespanningen was er een groot gebied dat niet bereikt werd door ventilatie en ver warming. De grootste stankproducent was ver moedelijk nog lang het secreet. Bij de gro tere stadshuizen werden de secreten zo mogelijk geplaatst in toiletkokers tegen de achtergevels of op binnenplaatsen. Bij kleinere huizen had men een secreet op de achterplaats. Waarschijnlijk dienden deze secreten buitenshuis in hoofdzaak om er de kamerpot in te legen. Met de vele potten ter ontlasting, speelde zich het sanitaire gebeuren grotendeels in de hui selijke sfeer af, met alle daarbij behorende luchtjes. Beerput Maar niet alleen de aanvoer naar het se creet leverde geuren op, het wegvoeren van de daar verzamelde brij bracht ook problemen met zich mee. Daarbij deden zich verschillende situaties voor. Wanneer de bijdragen in het secreet verzameld werden in een ton was de stank groot en moest er vaak geleegd worden, maar het afval werd dan wel niet alleen uit het huis maar ook uit de omgeving daarvan verwij derd. Wanneer er een beerput was aange legd, viel de zaak dieper naar beneden, het vocht kon weg en de stank kan minder zijn geweest. Toch was er een open ver binding tussen secreet en beerput en de weë lucht zal zich verder verbreid hebben dan men lief was. Bovendien moest ook de beerput zo nu en dan worden geleegd. In natte gebieden werd de beerput aan gesloten op een huisriool, waardoor het overtollig vocht kon worden afgevoerd. Dit riool mondde echter uit in een gracht of sloot in de omgeving van het huis, zodat de stank door geopende vensters weer bin nen kon komen, waardoor de zo noodza kelijke ventilatie van de huizen verhinderd werd. Deze primitieve toestanden bleven bestaan tot aan het einde van de negen tiende eeuw. Toen kwam er een diepgaande verandering door de aanleg van de waterleiding en de stadsriolering. Deze collectieve verworvenheden hadden grote gevolgen voor alle huizen, het se creet werd een W.C. en daardoor vrijwel stankvrij. Hoewel deze sanitaire verbeteringen geconcentreerd waren op enkele punten van het huis grepen ze toch diep in de structuur ervan in. De aanleg van het lei dingnet voor de aan- en afvoer van het wa ter was moeilijk in oude huizen aan te leg gen. Bovendien waren de plaatsen waar de secreten zich tot nu toe bevonden had den, niet bepaald geschikt voor de aanleg van toiletten met waterspoeling, vanwege het gevaar van bevriezing. Zo bleef het ge moderniseerde sanitair van oude huizen meestal primitief vergeleken bij het in de huisstructuur opgenomen sanitair in nieuwe panden. Al gingen de oude huizen met de onverbiddelijke mode mee, zij ble ven desondanks achter bij de nieuwe en werden meer en meer tweederangs. Eerst in onze eeuw kwam de grote door braak in de strijd tegen de huisluchten, ook voor het kleinere woonhuis. De bad kamer en de W.C. werden algemeen, het wassen van lichaam en kleding nam toe. Ook de arbeider en de kleine burgerman konden zich nu van hun huis-, werk-, of Heemschut, mei-juni 1989 21

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 21