Hooibergen in Oost-Nederland Lood in Nederland I BOEKEN Een interessant boek over opkomst, ge bruik en typologie van hooibergen door Ab Goutbeek en Everhard Jans. Het kuilgras heeft de hooiberg langzamer hand overbodig gemaakt. In het verleden heeft dit bouwwerk niet alleen voor agrari sche doeleinden maar ook als landschaps element een belangrijke rol gespeeld. Zij diende bovendien vaak als ovemachtings- plaats voor zwervers en kooplieden en als plek voor het heimelijk minnekozen. Dit boek wil een inventarisatie zijn van wat er nog rest, want nu ze hun economisch be lang, hun functie verliezen, verdwijnt de kapberg (hooi-, zaad- of korenberg) met rasse schreden, (auteur Goutbeek deed in 1982 een eerste inventarisatie; in 1985 bleek inmiddels ca 30% verdwenen te zijn). Allereerst worden aan de hand van tekeningen en foto's enkele technische ge- Steltenberg van boerderij aan de Ruiten- borghweg te Dalfsen 1981(tekening: A. Goutbeek). gevens uiteengezet; de verschillende ty pen en vormen, de berg als bouwwerk, de kapconstructie, de dakbedekking en hoe men de kapberg in het boerenbedrijf ge bruikt. Ook wordt er ingegaan op onder houd en modernisering. Daarna volgt een hoofdstuk over geschiedenis en versprei ding. Bij de inventarisatie van 1982 bleek dat er in Salland, met name langs de Vecht een groot aantal kapbergen te vinden was. Hierop volgt een beschrijving per gebied, zoals Salland, Achterhoek en Twente, waarbij geprobeerd wordt regionale ver schillen aan te geven. Kampen bijvoor beeld kende de eerste helft van deze eeuw nog een aantal stadshoeren. Op oude foto's treft men dan ook binnen de stadsgrenzen hooibergen aan. Er is ook nog een hoofdstuk opgenomen over kap bergen in de beeldende kunst. Het Open lucht Museum heeft een aantal kapbergen gered door ze naar Arnhem over te plaat sen (na 1940). Wil men echter uitroeiing tegengaan, dan is het noodzakelijk dat er een aantal karakteristieke kapbergen be schermd gaat worden. Bekijkt men de mooie foto's, dan wordt men zich bewust hoe beeldbepalend deze functionele boe ren bouwkunst is. Een uitgave van de IJsselakademie; publi catie no 51. Kampen, 1988. 88pp. ISBN 90.6697.038.3. Prijs 40,50. AMtC Een boekje over het gebruik van lood in voorbije eeuwen van Meindert Stokroos. Evenals de drie vorige studies van Stok roos over zink, gietijzer en terra-cotta (zie Heemschut 1983 afl. 9,1985 afl. 1 en 1986 afl. 11) wederom een goede bijdrage over de kennis van oude bouwmaterialen. De gegevens werden verzameld uit oude lite ratuur, vakbladen, bestekbeschrijvingen enz. Voor het metaal lood bestond aanvankelijk anders dan bij goud, zilver, koper en ijzer vanwege de doffe kleur (door oxydatie) weinig belangstelling. Het vroegste ge bruik, loden kralen gevonden in Anatolië, dateert uit 7 a 6.000 vóór Chr. In de Ro meinse tijd nam het gebruik aanzienlijk toe: in de bouw, maar vooral voor sanitaire doeleinden, waterbakken enz. In de 1 le en 12e eeuw is er een toename van ge bruik te bespeuren, vooral in de bouw: bij daken, goten, afvoeren en vochtwering. Vooral Engeland was een groot leveran cier. Het gebruik nam in de loop der eeu wen enorm toe (bekledingen van kabels, ammunitie enz). Voor het gieten van plat- en rondlood (pij pen) werden octrooien afgegeven. Achter eenvolgens worden de verschillende ma nieren van vervaardiging in de 18e en 19e eeuw van het plat- en rondlood beschre ven, afgewisseld met citaten uit oude lite ratuur. Voor het gieten was vakmanschap vereist en het procédé luisterde zeer nauw. De afgebeelde oude prenten tonen het procédé en de gebruikte gereed schappen. Voordat het ambacht van de loodgieter beschreven wordt treft de lezer een kort stukje aan over het maken van loodwit. Dit geschiedde o.a. met behulp van 'mestbroeiing'. Ook is er een stukje over soldeer. Het ambacht van loodgieter heeft de laatste eeuw grote veranderingen onder gaan. De introductie van nieuwe, moderne sanitaire voorzieningen, pijpgas en water leiding heeft het vak doen veranderen en de diversiteit aan werkzaamheden is enorm toegenomen. Het eerste deel van het boekje besluit met een hoofdstuk over handelsvormen (gewicht, prijs e.d.). In het tweede deel worden de verschillende toe passingen behandeld zoals dakbedekkin gen en het bekleden van torenspitsen, het geen een groot vakmanschap vereiste. Aan de hand van bestaande voorbeelden worden de verschillende manieren uiteen- Loden vergaarbak uit 1159 aan gevel op het Begijnhof in Amsterdam. De bak is met loden 'doppen' aan de gevel vastgezet. Bij heeft geen overloop, (foto Ban van Gooi, gem. bu reau monumentenzorg, Amsterdam). gezet. Omdat lood niet zelfdragend is, is de rol van de timmerman hierbij heel be langrijk. Hij moest het houten skelet leve ren, dat zeer precies en gedetailleerd moest zijn. Toen het goedkopere zink na 1850 steeds meer werd toegepast, werd dit aspect minder belangrijk. Hierna volgt een hoofdstuk over afvoeren, goten en vergaarbakken, gevolgd door waterpom pen en waterputten en hoe deze gemaakt werden. Het aanleggen van secreten en standbakken vereiste wederom veel vak manschap. 'Eene der niet minder belang rijke bemoeiingen van het loodbewerkers- vak is, om in verschillenden omstandighe den het doelmatige middel te vinden tot wering van stank in gebouwen', vooral in steden! Hierop volgt een hele beschrijving over de ontwikkeling van het watercloset. Pas in de 18e eeuw werden deze in de ontwerpen van de herenhuizen opgeno men. Later werden ze in bestaande gebou wen op allerlei wonderlijke plaatsen in- of aangebouwd; vooral op binnenplaatsen en in tuinen. In het boekje ook een hoofdstuk over het gieten van lood; loden beelden en ornamenten als lantarens, tuinvazen enz. In 1842 kreeg Comelis Soetens patent op het vervaardigen van kunstlood, maar dit bleek geen succes. Het was brandgevaar lijk en niet bestendig tegen water en sneeuw. Het laatste hoofdstuk behandelt een aantal nog bestaande voorbeelden van gebruik van lood. Het is niet mogelijk om in de beschikbare ruimte nog meer ge gevens over dit boekje te geven. In ieder geval is het opnieuw een interessante bij drage over toepassingen in de architec tuur. Wat zal Stokroos' volgende studieob ject zijn? We wachten nieuwsgierig af. Een uitg. van het Gemeentelijk Bureau Mo numentenzorg in Amsterdam, 1988. 56pp. ISBN 90.800261.1.5. Prijs f 16,- franco huis na storting van het bedrag op rek.nr. 94.96.14.378 van de Ver. Spaarbank, A'dam t.n.v. Bureau Monumentenzorg onder ver melding van de titel. AMtC Heemschut, januari-februari 1989 29

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 29