De oude Utrechtse kelders en 'aartsvijand vocht' 'Victorie' voor de gleibakker i EVERHARDJANS Door een betere beheersing van de oventechniek spelen toevallige om standigheden in de tegelfabricage te genwoordig geen grote rol meer. Vroeger was dat anders. In één van zijn studies over Friese majolica beschrijft Nanne Ottema het ovendeel op een te geltableau-afbeelding van de Bolswar- der gleibakkerij als volgt: 'Begonnen werd met matig 'cleijn vuuf te stoken, allengs werd de hitte ver hoogd om daarna weer gaandeweg verminderd te wórden. In het geheel duurde dat circa 40 uur. Elk jaar wer den op deze manier een 30 a 40-tal ovens vol afgestookt. Op onze afbeel ding zien wij den stoker vóór den oven het vuur onderhouden. Dit gebeurde met hout, dat te Makkum uit het nabij zijnde Gaasterland werd betrokken, doch te Harlingen gemakkelijk door import uit de Oostzee werd verkregen. Een drietal jongens zien wij den stoker helpen door hout aan te dragen, doch bovendien is er nog een jongen, die hem helpt en dien wij op de le ver dieping vóór den oven zien staan. 'Deze jongen controleert de werking van het vuur en roept den stoker bene den telkens zijn bevinding toe. De vlammen van het hout gaan door den met de tegels en schotelgoed gevulden oven en zijn voor den jongen boven zichtbaar. De stoker regelt zijn vuur naar de door zijn helper toegeroepen bevindingen, door de blokken hout daar te werpen, waar er het meest be hoefte aan is. 'Zoodra een regelmatige verdeeling van het vuur door dén gefieeien oven verkregen is, ziet de jongen de vlam men uit alle negen gaten boven den oven opstijgen en roept hij naar bene den 'victorie'.' Bij het wandelen door de fraai ingerichte onderaardse kelders van het Rijksmuseum Het Catharijneconvent (Nieuwe Gracht 63) in Utrecht, is men zich van geen onraad bewust. De bezoekers bewonderen de religieuze kunst, vaak opgesteld in wandnissen, en gaan rustig hun gang in dit boeiende museum. Toch is het zo, (drs. ing. D. J. de Vries van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg vertelde me dit) dat, als men bij wijze van spreken een spijker in de muur zou slaan, het water in een dikke straal naar binnen zou spuiten. Deze museumkelders staan onder druk van het uiteraard hoger staande water in de Utrechtse grachten. Restauratiedeskundige Comeille F. Janssen spreekt dan ook in zijn nog steeds actuele standaardwerk 'Behoud en herstel'/Restauratietechnieken en monumentenzorg (Haarlem 1980) terecht over 'aartsvijand vocht', en wijdt hieraan een instructief hoofdstuk. aan het kruis weer 'voeten' te geven, dwingt dat op z'n minst respect af, vindt hij. 'In principe kan alles, maar sommige res tauraties worden gewoon te duur. Een vraag voor ons is dan: hoe ligt 't emotio neel bij de mensen.' Geen namaak Hij bestrijdt overigens dat wat de restaura teur bij Tichelaar aflevert namaak is. 'Wij maken gebruik van precies dezelfde tech niek als de oorspronkelijke maker. Het is de eigen techniek die je tot in de puntjes beheerst. Je kiest de passende tint en de juiste ovenafstelling. Soms zijn daar vijftig tot zestig proefjes voor nodig, maar in het eindresultaat is geen verschil meer te zien met het oorspronkelijke aardewerk. Alle nieuw aangezette stukjes worden geda teerd. Wij willen niet aan geschiedverval sing doen, maar gewoon het beeld com pleteren.' In de krappe 'restauratie-showroom', waar restauratietechnieken en foto-albums alle mogelijkheden laten zien, is een groot blauw tegeltableau op de vloer uitgelegd. Lieverdink, vol bewondering: 'Dit komt uit het gebouw van het Fries Rundvee Syndi caat in Leeuwarden. Het gebouw wordt gesloopt en men heeft ons gevraagd de tableaus te verwijderen en vervolgens te restaureren. De betegeling omvat bij el kaar zo'n 80 vierkante meter tegelopper vlak met daarin zeven tableaus, destijds bij Tichelaar vervaardigd. De betegeling is volstrekt eenmalig en past ook perfect in het FRS-gebouw. De architect heeft het destijds waarschijnlijk al op zijn tekentafel uitgewerkt. Het Landbouwmuseum is er in middels in geïnteresseerd.' Een echte Van der Kloet Terug nu naar het grote tegeltableau in de hal. Tichelaar kocht het in '78/79 van een antiquair. Het was slecht gerestaureerd. Alle namaak is er onmiddellijk uitgehaald, maar op dat moment ontbrak er feitelijk teveel om er weer iets moois van te kun nen maken. Daarvoor ging men op zoek naar bronnen. Op grond van Elseviers Te- gelboek luidde de conclusie dat het een Bouwmeester moest zijn, maar in Makkum had men daarbij de nodige twijfels. Het werk toonde eerder verwantschap met het tegeltableau 'De maaltijd op het terras' van tegelbakker/plateelschilder Van der Kloet in het Rijksmuseum. Uit archieven van de tegelbakkerij 'De Twee Romeinen'in Am sterdam viel te achterhalen dat in 1720 ze ven tegeltableaus waren vervaardigd voor het paleis Callacio in Lissabon naar etsen van Tempesta. Dit moest daar één van zijn. En inderdaad.Het Royal Albert Museum in Londen bracht met een paar foto's van de oorspronkelijke etsen licht in de zaak. 'Een hele ontdekking', zegt Lieverdink achteraf. Aan de hand van die plaatjes werken ze bij Tichelaar nu al geruime tijd aan de restauratie van het werk. Het feno meen 'sponsoring' heeft hier intussen ook toegeslagen. Tichelaar is in overleg met het Historisch Museum in Amsterdam. Veel bezoekers en relaties helpen mee om deze kostbare aankoop mogelijk te maken door één of meer te restaureren tegels te sponsoren. Het beeld completeren, daar gaat het om. Vochtschade Temperatuurverschillen binnen en buiten gebouwen vormen een van de oorzaken van vochtschade. In woon- en werkruimtes is de afgifte van waterdamp door het menselijk lichaam, en door koken, wassen, baden etc. groot. Een bepaald percentage waterdamp in de lucht bepaalt dan de relatieve vochtig heidsgraad. Condensatie noemt men het door tempe ratuurdaling verkregen vocht. Nico Lardenoye schrijft: 'Condensvor- ming kan overal in en aan bouwstoffen voorkomen, waar relatief warmere water damp uit warmere delen plotseling afge koeld wordt. Een typisch voorbeeld hier van is de druppelvorming aan de binnen zijde van vensterglas in de winter. Dat zelfde proces speelt zich ook af aan de binnenzijde van slecht geïsoleerde bin nenwanden. In dit geval spreekt men van condensvorming aan de binnenopper- vlakte.' De werfkelders van Utrecht Al in 1986 stelde W. P. Chr. van Willigen- burg, als wethouder o.a. ook belast met de monumentenzorg, in dit tijdschrift vast: 'De werven en de werfkelders zijn uniek in de Donkere Gaard 9 te Utrecht. Doorsnede door het huis met schematische aanduiding van de middeleeuwse houten voor- en achtergevel, (boven) (tekening A. F. E. Kipp). Plattegrond van de kelders onder en voor het huis Donkere Gaard 9 (tekening A. F. E. Kipp). ■M:JÊ .BH. 1 1 1 H B 1 26 Heemschut, januari-februari 1989

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 26