Die keer vielen de kosten voor research
en ontwikkeling dus mee, maar dat het
vaak anders is laat zich uit het voorgaande
wel raden.
Over de vraag of tegelrestauratie dan
niet erg duur is, moet Lieverdink even na
denken voor hij wat minzaam glimlachend
antwoordt: 'De afdeling restauratie werkt
kostendekkend.Het bedrijf houdt zich
nog dagelijks bezig met het handmatig
produceren van majolica-tegels en -ge-
bruiksaardewerk.
Restauratiewerk gaat in datzelfde stra
mien mee en alleen daardoor kan het uit.
Tegels die vroeger seriematig en (bijna)
machinaal werden vervaardigd, zijn nu
vaak noodgedwongen door kleine aantal
len ook een kwestie van handwerk. 'Je
bent in het restauratieproces voortdurend
bezig met herontdekken', merkt Jan
Lieverdink op. Zijn ontdekkingen houdt hij
nauwgezet bij in de eigen 'glazuur-o-
theek', om niet te vervallen in dezelfde fout
als veel vroegere tegelbakkers die niets
noteerden om zo hun receptuur angstvallig
geheim te houden.
Majolica
Majolica of faïence is een keramische
techniek, waarbij 'plaatselijke' klei (tegels
of gebruiksvoorwerpen) wordt bedekt
met een ondoorzichtige witte tinglazuur,
daarna gedecoreerd in blauw of in kleur
en dat alles bij 1000 °C samengebakken tot
een mooi, briljant geheel. De volksbena
ming 'Delfts blauw" voor majolica doet de
'gleibakkers' en plateelbakkerijen buiten
Delft nogal eens tekort. Tichelaar borduurt
in het Friese Makkum namelijk ook al eeu
wenlang voort op die techniek en expor
teerde op grote schaal tinglazuuraarde-
werk en tegels naar Noord-Duitsland en
Skandinavië.
Het Makkumer bedrijf - in Nederland
inmiddels het enige in z'n soort en nog
steeds gevestigd op de oorspronkelijke
locatie aan de zuidkant van de Grote Zijl
roede - wordt vanaf 1676 in rechte lijn ge
leid door Freerck Jans en diens manne
lijke nazaten. Deze Freerck Jans noemde
zich Tichelaar- volgens Van Dale: 'arbei
der aan een steenfabriek die de klei of de
gevormde stenen bewerkt, vóór zij in de
Drie scènes uit het grote tegeltableau van Tempesta in de hal bij Tichelaar. 'Ons stokpaardje',
zegt Jan Lieverdink. Tegel voor tegel wordt het nu gerestaureerd waarbij foto's van de oor
spronkelijke etsen van Tempesta uit het Londense Royal JUbert Museum opnieuw als voor
beeld dienen (foto's Tichelaar, Makkum).
oven komen'. Niet onwaarschijnlijk is dat
het bedrijf ook al in 1593 bestond. Hoe dan
ook, in 1960 werd in Makkum het driehon
derdjarig bestaan van de aardewerkfa
briek van de familie Tichelaar gevierd met
de jubileumtentoonstelling 'Wat Friese
gleiers bakten'.
Uit een herdruk van twee studies over
Friese majolica door Nanne Ottema (1874-
1955), opgenomen in 'Fries tinglazuur aar
dewerk" door Pieter jan Tichelaar (Leeu
warden, Fries Museum, 1982), kunnen we
ons een beeld vormen van achttiende en
negentiende eeuwse produktie van de
Makkumer aardewerkfabriek.
In 1719 werden 27 ovens afgestookt,
waarin 249.170 tegels en 2184 dozijn of
26.208 stuks schotelgoed van verschil
lende afmetingen;
in 1762: 33 ovens, waarin 340.854 tegels en
32.980 schotels;
in 1776:35 ovens, waarin 417.980 tegels en
36.402 schotels;
in 1794:39 ovens, waarin 218.287 tegels en
44.159 schotels;
in 1803: 44 ovens, waarin 457.422 tegels en
39.234 schotels;
in 1820:39 ovens, waarin 365.130 tegels en
52.688 schotels.
De van oorsprong Middenoosterse ma
jolica (1000-600 voor Chr.) werd als een
soort namaakporselein door de Moren via
het eiland Majorca, Noord-Italië naar de
toenmalige zuidelijke Nederlanden (Ant
werpen) overgebracht. In de zestiende
eeuw heeft de techniek ook in het noorden
een ruimere verspreiding gekregen. Ver
gelijkbare keramische technieken waren
er eenvoudig niet. Tot omstreeks 1850-
1860, toen door ontwikkelingen in Enge
land de keramische industrie in heel Eu
ropa in een ware stroomversnelling te
rechtkwam. Iedereen stapte in die tijd
prompt van majolica over op andere pro-
céde's, zelfs de Porceleyne Fles. Maar Ti
chelaar bleef eigenwijs vasthouden aan de
aloude majolicatechniek en nog steeds is
dat de basis van het huidige Makkumer
aardewerk.
Tegel-freaks
Het is dus helemaal niet vreemd dat men in
Makkum meestal wel een antwoord heeft
op incidentele vragen over restauratie van
majolica-tableaus. Vanuit die toegepaste
'know-how" ontwikkelde zich een restaura
tiefilosofie, die volgens Jan Lieverdink dui
delijk afwijkt van 'het museale'. Lieverdink:
'Zo'n tegeltableau is voor ons een plaatje
om naar te kijken. Wanneer daaruit een
stuk ontbreekt is het plaatje niet meer
compleet. Wat je daar bijmaakt moet per
fect passen, vinden wij. Maar anderen zeg
gen: als je iets museaal restaureert, dan
hoort dat niet zo; zo'n restauratie moet je
kunnen zien en het zijn dan ook vaak de
witte vlekken in een tableau.'
De restauratie-afdeling krijgt veel ver
zoeken van particulieren; Lieverdink
spreekt in dat verband vleiend van 'tegel
freaks'. Niet elk tableau is het waard om
gerestaureerd te worden. Lieverdink
waagt zich niet gauw aan taxaties van de
werkelijke waarde; de emotionele binding
die mensen hebben met een bepaald ta
bleau geeft vaak de doorslag. Als iemand
er jarenlang sparen voor over heeft om
een tableau met de afbeelding van Jezus
Heemschut, januari-februari 1989 25