Veel aan te merken op
onderzoeksmethode
liggende onderzoeksresultaten niet kun
nen worden voorzien. Nader onderzoek
op dit gebied is derhalve vereist.'
Oude en nieuwe steensoorten
Natuurlijk wil met de hoofdconclusie van
het rapport niet beweerd zijn, dat geen
schade aan natuursteen geconstateerd is.
Het merkwaardige echter is, dat de
meeste schade niet is waargenomen bij
eeuwenoude natuursteen, die nooit is ver
vangen, maar bij steensoorten die er pas
tijdens een restauratie zijn ingebracht. Dat
zijn dan ook niet dezelfde steensoorten.
Steensoorten die de eeuwen getrotseerd
hebben zijn de afzettingsgesteenteri Go-
bertange, Ledesteen, Hardsteen, Namense
steen, Mergel, Baumberger steen (alle
maal kalksteensoorten), rode zandsteen,
Bentheimer, Obemkirchener, Grauwacke
(alle zandsteen), Römer tuf en IJzeroer.
Verder de stollingsgesteenten Drachen-
fels-trachiet en Basalt en het metamorfe
gesteente Marmer (kalksteen).
Steensoorten die pas sinds het eind van
de 19e eeuw voor komen zijn: Muschel-
kalk, Franse kalksteensoorten, Engelse
kalksteensoorten, Udelfanger zandsteen,
Ettringer tuf, Weibemer tuf, en Peperino.
Basalt, vroeger slechts een enkele keer
toegepast, wordt sinds 1959 op grotere
schaal gebruikt.
Is er dus wel schade geconstateerd,
vooral bij Franse kalksteensoorten, of dat
iets met luchtverontreiniging te maken
heeft kon niet aangetoond worden. Er was
geen verschil tussen gebieden met veel en
gebieden met weinig luchtverontreiniging!
Het onderzoek was echt opgezet om de
invloed van de naoorlogse luchtverontrei
niging (zwaveldioxide-emissies) op monu
menten na te gaan. Wat dat betreft heeft
het dus 'gefaald'. Dat natuursteen na 1945
plotseling (veel) sterker aangetast werd
dan voorheen, daarvan werden geen voor
beelden gevonden. In het buitenland wel.
Hoe kan dat? De voorbeelden in het bui
tenland hebben betrekking op beelden,
veelal vervaardigd in de 17e of 18e eeuw,
die in het begin van deze eeuw nauwelijks
of geen aantasting vertoonden, maar in de
jaren zestig of zeventig ineens zeer ernstig
achteruit gegaan waren. Het aantal beel
den in Nederland is echter niet erg groot.
De beeldenstorm van 1566 blijkt toch nog
ergens 'goed' voor te zijn geweest: als je
geen beelden hebt kunnen er ook geen
beelden aangetast worden. Na de beel
denstorm zijn slechts op beperkte schaal
beelden gemaakt, voor wereldlijke op
drachtgevers. De weinige beelden van de
onderzochte objecten waren vrijwel alle
maal gemaakt van Bentheimer zandsteen.
En dat is nu juist een steensoort, waarvan
op grond van de chemische samenstelling
en de fysische eigenschappen geen ern
stige aantasting door de luchtverontreini
ging verwacht mag worden.
Luchtverontreiniging niet nieuw
Maar er is nog iets anders. Iedereen is ge
neigd uit te gaan van excessieve luchtver
ontreiniging van de laatste decennia. Maar
de luchtverontreiniging in het verleden
kon ook aanzienlijk zijn, dat was in de 16e
eeuw al het geval. De gebruikte brandstof
bevatte een hoog zwavelgehalte en de
schoorstenen waren laag!
Zodoende is bij een aantal steensoorten
op oude foto's reeds aantasting te zien.
Vooral kalksteen heeft het moeten ontgel
den.
Schade aan natuursteen in Nederlandse
monumenten. Door A. Kramer, Rijksuni
versiteit Leiden, Kunsthistorisch Instituut
en J. Feenstra, Vrije Universiteit, Instituut
voor Milieuvraagstukken. RDMZ/SDU uit
geverij, 1988.
Onze 'zure regen'-medewerkster Olga
van der Klooster, bouwhistorica en con
sultant architectuurconservering tekent
hier als haar konunentaar nog het vol
gende bij aan:
In het rapport 'Schade aan natuursteen in
Nederlandse monumenten' komt men tot
de conclusie dat er niet echt sprake is van
een visueel aantoonbaar aantastingspro
ces als gevolg van toegenomen luchtver
ontreiniging. Ook kon geen relatie worden
gelegd tussen de graad van aantasting en
de mate van luchtverontreiniging die na de
tweede wereldoorlog zou zijn toegeno
men.
Deze conclusies staan lijnrecht tegenover
berichten die ons van uit het buitenland
bereiken. Veelal betreft dat fotomateriaal
van marmeren of kalkstenen beelden die
binnen zestig jaar ernstig zijn aangetast
door luchtverontreiniging.
Is de situatie in Nederland nu zoveel an
ders dan in het buitenland, of is de gehan
teerde onderzoeksmethode niet vol
doende adequaat om schade te kunnen
aantonen?
Bij het onderzoek is men als volgt te werk
gegaan: Oude foto's werden vergeleken
met recente foto's en met inspectie van de
steen ter plaatse. Daarnaast werden ook
gegevens over uitgevoerde restauraties,
onderhoudswerkzaamheden en reini
gingsmethodes in het onderzoek opgeno
men. Omdat deze laatste gegevens te wei
nig informatie gaven over het waarom en
de schadefactoren, ligt het accent van het
onderzoek voornamelijk op het beschik
bare fotomateriaal.
Mijn mening is dat men met fotomateriaal
alléén nooit een definitieve uitspraak kan
doen over de oorzaak van de schade en de
snelheid waarmee deze schade tot stand
komt.
Oude foto's zijn veelal niet genomen om
schade aan natuursteen te registreren
maar om een indruk van het gebouw of
beeld in zijn geheel weer te geven. Details,
scheuren, e.d. zijn derhalve op globale fo
to's moeilijk te onderscheiden.
Daarnaast zijn foto's twee-dimensionaal
waarop, vooral wanneer ze frontaal geno
men zijn, geen diepte waarneembaar is.
Uitholling van de steen als gevolg van aan
tasting is als voortgaand proces nauwelijks
te zien terwijl ook de dikte van de gipslaag
niet meetbaar is. Dat juist foto's van beel
den gewild illustratie materiaal zijn ligt in
het feit dat contouren, en dus ook de ver
vaagde contouren wél twee-dimensionaal
registreerbaar zijn. Helaas voor de onder
zoekers zijn er in Nederland niet zoveel
beelden voorhanden omdat vele tijdens de
beeldenstorm vernietigd zijn, terwijl de
overgebleven beelden voornamelijk van
zandsteen zijn, een materiaal dat veel min
der ontvankelijk is voor aantastingspro
cessen die door luchtverontreiniging wor
den veroorzaakt.
Men was daardoor voornamelijk aangewe
zen op de in gebouwen aangebrachte na
tuursteen, waarvan schade twee dimensio
naal veel moeilijker te registreren is.
Ook kunnen foto's niet altijd de feitelijke
situatie weergeven doordat ze slecht be
licht zijn of verkeerd zijn genomen of afge
drukt. Illustratief hierbij zijn de in het rap
port opgenomen foto's 44 en 45 waarvan
de 58 jaar jongere foto veel meer verwe
ring toont dan de in 1985 genomen foto.
Onderzoek slechts eerste aanzet
Fotografisch materiaal is mijns inziens
bruikbaar ter registratie van twee-dimen
sionaal waarneembare schade en ter on
dersteuning van onderzoeksmethodes
waarbij de atmosferische pollutie rondom
de gebouwen wordt gemeten en de sa
menstelling van de verweringslaag kan
worden onderzocht. Deze laatste twee on
derzoeksmethodes kunnen daadwerkelijk
inzicht geven in de op dat moment aan de
gang zijnde processen. Kennis van deze
processen die per gebouw en per gebied
in intensiteit verschillen, kan anderzijds
bijdragen tot een betere interpretatie van
foto's.
Al met al kan met het rapport 'Schade aan
natuursteen in Nederlandse monumenten'
geen definitieve uitspraak over schade als
gevolg van luchtverontreiniging worden
gedaan. Het rapport moet gezien worden
als een eerste aanzet tot verder onderzoek
naar schade in natuursteen.
Heemschut, januari-februari 1989 23