4
L is
liet men vervallen en tenslotte afbreken.
Ook buitenplaatsen in de handen van
overheid leveren geen garantie op voor
het behoud. Bij bezuinigingen besnoeide
men op het onderhoud van tuin en park,
omdat deze immers geen economische
waarde meer vertegenwoordigen. Veelal
wordt overgegaan tot een eenvoudiger
structuur die gemakkelijker te onderhou
den valt, zodat de oorspronkelijke sterk
gevarieerde parkaanleg verloren gaat.
Een ander fenomeen is dat kantoren veel
verkeer aantrekken, waardoor men ge
noodzaakt was in het park parkeerplaat
sen aan te leggen. In andere gevallen wer
den de buitenplaatsen veranderd in stads
parken, hetgeen echter ten koste van de
landhuizen ging: Op Kalheupink bi) Olden-
zaal, Beeklust bij Almelo en 't Wooldiik bij
Enschede werd het landhuis afgebroken,
en mochten de parken in een sterk aan
hoge recreatiedruk aangepaste vorm ver
der functioneren.
Zelfs wanneer de buitenplaatsen in handen
komen van verenigingen die zich het be
houd van landgoederen ten doel stellen
zoals Natuurmonumenten en Overijsselsch
Landschap, zijn de buitenplaatsen niet vei
lig: de parken werden als natuurterreinen
beheerd en de cultuurhistorische waarde
veronachtzaamd. De gebouwen als
'Fremdkoper* in de beheersvorm, legden
tenslotte het loodje.
Een toekomst voor de Twentse
fabrikantenbuitenplaats?
In 1983 is door (ons) in het kader van een
proefonderzoek naar de Jongere Bouw
kunst een onderzoek ingesteld naar het
verschijnsel 'Twentse fabrikantenbuiten
plaats'. Het verschijnsel was op dat mo
ment nog vrijwel onbekend en heeft na pu
blicatie bij de eigenaren de nodige inte
resse gewekt. Bij het onderzoek werd
vastgesteld dat de toekomst er niet roos
kleurig uitziet.
In 1983 is een vijftal particuliere buiten
plaatsen in Nederland onder voorlopige
bescherming van de Monumentenwet ge
bracht. Voordien genoten de hoofdgebou
wen en misschien een enkel bijgebouw
door de uit 1961 daterende monumenten
wet bescherming en waren tuin en park
als onderdeel van een groter landgoed
met natuurwetenschappelijke waarden
beschermd door de Natuurschoonwet uit
1928. Het instrumentarium voorzag echter
tot op dat moment niet in bescherming van
de buitenplaats als eenheid en met de
voorlopige bescherming van deze vijf bui
tenplaatsen was het probleem als zodanig
onderkend. Ongeveer twintig jaar geleden
werd duidelijk dat eigenaren van landgoe
deren met buitenplaatsen door de hoge
kostenfactor en de grote belastingdruk
deze niet meer in stand kunnen houden. In
overleg met de overheid heeft een aantal
particuliere eigenaren zich verenigd in de
Stichting tot Behoud van ParticuUere Histo
rische Buitenplaatsen (PHB), om zo een
platform te creëren voor het overleg met
de Rijksoverheid. In het afgelopen decen
nium zijn voor het voortbestaan van de his
torische buitenplaatsen een aantal rand
voorwaarden geschapen. Reeds in 1977
kwam er een regeling tot stand voor de
subsidiëring van achterstallig onderhoud
van historische tuinen en parken. In 1982
werden nog een aantal structurele ar
beidsplaatsen geschapen voor onderhoud
van de historische tuinen en parken van de
aangeslotenen.
Het geheel is een positieve ontwikkeling
die helaas weinig hoop geeft voor de
Twentse fabrikantenbuitenplaatsen. De
belangen van de eigenaren van de
Twentse fabrikantenbuitenplaatsen wor
den niet door de Stichting voor Particuliere
Historische Buitenplaatsen behartigd, om
dat de regelingen die getroffen zijn, zich
richten op de buitenplaatsen van vóór
1850, waarbij vrijwel altijd het huis op de
lijst van beschermde monumenten voor
komt. Met uitzondering van de villa Schut
tersveld (1830) in Enschede, vinden we
geen enkele fabrikantenvilla op de lijst
van beschermde monumenten. Wellicht
ling voor kleine herstellingen op buiten
plaatsen weer is opgeheven. Hoewel be
doeld voor de oudere buitenplaatsen
kon ook bij het herstel van vijvers van
het Hoge Boekei (ca. 1925) gebruik wor
den gemaakt van deze regeling. Met be
hulp van subsidieregeling voor kleine
elementen op boerenerven kon de uit
1881 daterende theekoepel van 'De
Welle' worden hersteld.
Om de eigenaren van de Twentse fabri
kantenbuitenplaatsen de helpende hand te
bieden in 'subsidie- en regehngenland' is
enige tijd geleden de werkgroep 'Fabri
kantenbuitenplaatsen'gevormd. Om niet
weer een schijf en organisatie in het leven
te roepen, is de werkgroep bij een be
staande organisatie ondergebracht, name-
Landhuis op het Rmelink (foto R. Westerhof, Enschede).
zal in de toekomst een aantal landhuizen
worden beschermd, maar de onduidelijk
heid rond de decentralisatie van het monu
mentenbeleid voorspelt nog geen glo
rieuze toekomst voor de fabrikantenbui
tenplaatsen.
Intussen is door Drs. Bonica Zijlstra in op
dracht van de Nederlandse Tuinenstich-
ting een inventarisatie van de jongere tuin
architectuur uitgevoerd, waarbij het de be
doeling was na te gaan welke bijzondere
particuliere tuinen en parken nog aanwe
zig zijn en voor welke tuinen het nodig is
ze veilig te stellen. Uit het onderzoek werd
duidelijk dat de tuinen en parken van de
Twentse fabrikantenbuitenplaatsen een
belangrijke plaats innemen binnen de Ne
derlandse jongere tuinarchitectuur. Op het
ogenblik worden in het kader van het Mo-
numenteninventarisatieplan voor Overijs
sel de gebouwde elementen van de bui
tenplaats opnieuw geïnventariseerd. De
tuinen en parken krijgen hierbij vrijwel
geen aandacht waardoor het gevaar aan
wezig is dat de bebouwing en de groene
elementen als twee afzonderlijke eenhe
den worden behandeld en gewaardeerd,
waarbij de essentiële eenheid van de bui
tenplaats verwaarloosd wordt of onvol
doende aandacht krijgt.
Jammer
Teleurstellend is dat de door de Provin
cie Overijssel ingestelde subsidierege-
lijk het 'Overleg voor landelijk eigendom
in Overijssel', een organisatie waar het me
rendeel van de eigenaren van buitenplaat
sen reeds bij is aangesloten. De werk
groep is op het ogenblik ook druk bezig
het fenomeen de Twentse fabrikantenbui
tenplaats meer bekendheid te geven on
der de bevolking. Het zou te wensen zijn
dat deze werkgroep onder de voor het
doel meer geëigende vlag van de Stichting
Particuliere Historische Buitenplaatsen zou
varen.
Besluit
Ondanks velen die zich beijveren voor het
behoud van de monumenten van bedrijf en
techniek zal in afzienbare tijd het tex-
tielverleden uit het stadsbeeld verdwenen
zijn. Op grote schaal worden op het ogen
blik de textielkolossen die het stadsbeeld
in Twente bijna anderhalve eeuw hebben
bepaald, gesloopt en vervangen door om
vangrijke woningbouwprojecten. Curieus
genoeg zal men dan de overblijfselen van
de textielindustrie niet meer in de stad
maar op het land vinden: de buitenplaat
sen en landgoederen van de vroegere tex
tielfabrikanten.
Ben Olde Meierink is architectuur-histori
cus te Berlijn.
Saskia van Dockum is student archeologie,
lid van de redactieraad van Heemschut en
m.i.v. dit nummer medewerker.
24 Heemschut, november-december 1988