Middeleeuws zijn veelal nog kelders, kap en houtskelet. De voorgevel werd, als zijnde het meest representatief, van de zestiende tot en met in onze eeuw aange past aan de veranderende eisen des tijds. Het minst opvallende - maar zeker niet het minst belangrijke - element is het straten- patroon, dat vaak al aanwezig was vóór de stad haar stadsrechten kreeg. In Kampen wordt het stratenpatroon gekenmerkt door evenwijdig aan de J/ssel lopende straten met haaks daarop staande landinwaarts lo pende straten. Dit levert een vrij strakke, haast modem aandoende, stadsplatte grond op. In Deventer en Zwolle gaat het om diverse 'zwaartepunten', veelal pleinen met daarop stadhuis, kerk of waag, die on derling door een net van straten en stegen verbonden zijn. Polstraat 2/6 voor de restauratie door 'Berg- kwartier1 in Deventer. De band met de rivier komt in Deventer en Kampen tot uitdrukking in het fraaie front naar de rivier toe, Zwolle heeft daar entegen haar singels, aangelegd na het slopen der ommuring in de vorige eeuw. In de binnensteden bevinden zich ook jongere monumenten maar het totaalbeeld is zeker zestiende-eeuws, ouder dan bij voorbeeld Amsterdam of Haarlem, meer lijkend op Utrecht en dat hoeft niet te ver wonderen. De Utrechtse bisschoppen had den het vanouds hier voor het zeggen. Van de drie steden maakt Kampen, logischer wijs zou men bijna zeggen, niet alleen de meest open induik, het is ook het meest een zeehaven. Een beetje guur, een beetje tochtig eigenlijk maar met een geheel ei gen sfeer en bekoring. Zwolle en Deventer zijn onbetwistbaar landsteden, voor wie de rivier een drukgebruikte aan- en afvoer- mogelijkheid bood voor plaatselijke en re gionale landbouw- en industrieprodukten. De overheid Deventer en Kampen tellen beide zo'n kleine 500 rijksmonumenten, Zwolle onge veer 400. In de drie steden houden ver schillende ambtenaren zich bezig met de bescherming van het monumentenbe stand. Meestal fungeert een van hen als spil van het beleid, hij bezit de meeste Polstraat 2/6 na de restauratie. kennis en ervaring en kan daardoor als steunpunt en vraagbaak dienen voor de andere ambtenaren en de burgerij. Hij be paalt samen met de verantwoordelijke wethouder het 'gezicht' van de stedelijke monumentenzorg naar buiten toe. Voorheen was het ook vaak deze per soon die de beste ingang had in 'Zeist' en via goed onderhandelen geld wist los te krijgen, waar de beurs der Rijksdienst eerst gesloten leek. Het karakter van het werk is voor deze mensen in de loop der jaren zeker veranderd. Hielden zij zich eerst bezig met de voorbereiding van res tauraties van afzonderlijke monumenten en het bewaken van de kwaliteit van het gele verde werk, in de jaren zeventig moesten zij zich meer en meer bezig gaan houden met de gevolgen van hun arbeid voor de totale structuur van hun stad. Monumen tenzorg werd een mengeling van bouw kunde, geschiedenis, openbare werken en stedelijke planologie. De contacten met andere beleidsterreinen en het daaruit voortkomend overleg namen toe. Administratief werd, en wordt, het werk ook steeds veeleisender. Regelmatig dook in onze gesprekken de term 'subsidies- stapelen' op. Naast boterberg en melkplas kende Nederland in de zeventiger jaren een flinke verzameling subsidie-potten, wier inhoud soms onverwachte aanvullin gen op het restauratiebudget opleverde. In de jaren tachtig raken de potten echter leeg en weerklinkt tegelijkertijd de roep het aantal monumenten uit te breiden met jongere, beeldbepalende en beeldonder steunende panden. Kampen presenteerde in '75 een ambitieus plan om over een peri ode van 30 jaar zo'n duizend panden op te knappen, bepaalde openbare werken in de binnenstad uit te voeren en storende bedrijven naar de rand van de stad te ver plaatsen. Bij projecten in de stadsver nieuwingssfeer werkte de gemeente sa men met de woningbouwvereniging. Zwolle komt, na de misser van het on verhoeds gesloopte Gouvemeurshuis, in '85 met een gemeentelijke lijst waarop zich nu ongeveer 800 objecten bevinden. In De venter wordt eveneens samengewerkt met de woningbouwinstellingen en wordt aan het opstellen van een gemeentelijke lijst gewerkt. Men wil weer graag in de binnenstad wonen en op gemeentelijk niveau pro beert men hier zo goed mogelijk op in te spelen. Een opgeknapte stad waarin om te beginnen niet gewoond wordt krijgt al gauw iets van een decor. Mooi, maar niet gezellig en soms zelfs regelrecht onveilig. De positie van wethouders en ambtena ren belast met monumentenzorg in dit tijdsgewricht is een weinig benijdens waardige. Men ontkomt niet, gedwongen door de terugschrijdende budgetten, aan het stellen van prioriteiten en het uitsme ren van restauratie-activiteiten over langere tijd. Dit heeft onvermijdelijk gevol gen: bepaalde monumenten, of delen daarvan, moeten worden afgebroken en dat roept soms heftige, en niet altijd even terechte, kritiek op. Gezicht op Rivierfront van Kampen. Links van de Speeltoren het torentje van het stadhuis (foto J. W. Scholte Nordholt). Heemschut, november-december 1988 17

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 17