Beleid rond buitenplaatsen en
landgoederen erg versnipperd
W. L. JANSEN
Buitenplaats Rupelmonde bij Loenen aan de Vecht foto J. W. Schulte Nordhom).
De heer J. Hoekstra, gedeputeerde voor
cultuur, hield de openingstoespraak. Er
zijn grote zorgen voor de instandhouding
van buitenplaatsen en landgoederen
merkte hij op. Ook al zijn de eigenaren
creatief geweest, zij zijn toch niet in staat
zelf alle lasten te dragen. Het symposium
had als doel bijdragen te leveren voor een
beleid om buitenplaatsen en landgoede
ren gaaf te bewaren voor het nageslacht.
De grootste knelpunten liggen op het
ogenblik bij de jongere buitenplaatsen.
Voor de oudere zijn er regelingen van Mo
numentenzorgen de stichting Particuliere
Historische Buitenplaatsen. De nieuwe Mo
numentenwet biedt de provinciale overhe
den weinig mogelijkheden er veel aan te
doen, hoewel in de praktijk blijkt, dat alle
gedeputeerden in hun portefeuille met
buitenplaatsen en landgoederen te maken
hebben.
Een uitstekend overzicht over de beteke
nis gaf drs. R. K. M. Blijdenstein, kunsthis
toricus bij de provincie Utrecht. De samen
stellende elementen zijn landhuizen of kas
telen met bijgebouwen, oranjerieën, koets
huizen, dienstwoningen, duiventorens,
poortgebouwtjes, ijskelders, theekoepels,
bruggen, hekken, tuinbeelden, sier- en
moestuinen, landerijen met boerderijen,
bossen en natuurgebieden. Door deze
veelzijdige samenstelling zijn sluitende de
finities tot dusver erg moeilijk gebleken,
maar de spreker maakte, in tegenstelling
tot vele andere inleiders, goed duidelijk
dat er verschillen zijn tussen een buiten
plaats en een landgoed. Een landgoed is in
eerste instantie aangekocht of aangelegd
als een veilige vorm van geldbelegging.
Het ligt vrijwel altijd buiten de bebouwde
kom en moet zichzelf kunnen bedruipen.
Een buitenplaats is een eenheid van een
huis met tuin en park, bijgebouwen en an
der toebehoren, kan ook in de bebouwde
kom liggen en zijn accent ligt op zijn uiter
lijke verschijning. Oorspronkelijk is een
buitenplaats vaak bestemd als zomerwo
ning. Een landgoed is altijd groter dan een
buitenplaats, kan zelfs een buitenplaats
bevatten als vermaaksgedeelte naast het
rendementsgedeelte (bos, landerijen,
boerderijen). Buitenplaats en landgoed
hebben een statusfunctie gemeen, maar
verder kunnen de functies uiteenlopen.
Spreker werkte deze uit in schema's en
voorbeelden uit Utrecht.
Waarschuwingssysteem
Na hem besprak ir. H. van der Hoeve van
het Bureau Maas een aantal knelpunten
voor het beleid ter zake. In Utrecht zijn
buitenplaatsen en landgoederen voor een
groot deel particulier bezit. Daarom is een
uitgebreide inventarisatie uitgevoerd als
'early waming system' voor moeilijkheden
en bedreigingen. Het bleek, dat een (in
terne) moeilijke financiële situatie het be
langrijkste knelpunt was met daarnaast als
problemen (extern) planologische beper
kingen, toename van verstedelijking, uit
breiding van infrastructuur en milieube
derf. De moeilijke financiële situatie leidt
tot achterstallig onderhoud, waarvan het
groen vaak het meest te lijden heeft. De
ongeschiktheid, die grote gebouwen heb
ben als ééngezinswoningen leiden tot vaak
ongelukkige functieveranderingen. Naar
sprekers mening moeten alternatieve
functieontwikkelingen niet per se worden
verboden, maar dienen bij de uiteindelijke
beoordeling van de toelaatbaarheid van
de ingreep landschappelijke criteria de
doorslag te geven.
Vervuiling
Ook de volgende spreker ing. F. J. Haver
Droeze benadrukte het belang om voor het
behoud van buitenplaatsen een land
schapsarchitect in te schakelen ter bewa
ring van de beeldbepalende en maat
schappelijke eenheid. Hij wees nadrukke
lijk op schadelijke effecten van verdroging
en vervuiling, waarvoor nauwelijks subsi
dies of schadeloosstellingen bestaan.
Voorts achtte hij het centraal opstellen van
beheersplannen en een te éénzijdig beleid
nadelig voor het karakter van wat is ont
staan uit een nadrukkelijk individuele visie
van een eigenaar/beheerder. Zijn betoog
had evenals dat van zijn voorganger meer
betrekking op buitenplaatsen dan op
landgoederen.
De volgende inleider ir. W. M. J. Ruedisulj
besprak de resultaten van een enquête on
der Utrechtse bezitters van landgoederen.
Vrijwel allen hadden zij duurzame instand
houding van een rendabele exploitatie als
hoofddoelstelling en in meerderheid ook
de instandhouding van waarden. Een posi
tief exploitatieresultaat had slechts 25%
der respondenten en zelfs dan werd nog
vaak te weinig gereserveerd voor de in
standhouding van monumenten en voor de
successierechten. Als één der hoofdoorza
ken werd algemeen het pachtbeleid van
de regering genoemd evenals onvol
doende inkomsten uit de bosbouw. Ook
de planologie werd schuldig geacht, maar
dit werd helaas niet nader toegelicht. Een
ruimtelijk plan kan toch altijd worden ge
wijzigd als een maatschappelijk aanvaard
bare wijziging zich voor een landgoed
voordoet? Maar duidelijk was wel, dat de
positie van de landgoedeigenaar verre van
rooskleurig is. Het is jammer, dat niet werd
gesproken over die van de buitenplaatsen,
die nog veel minder mogelijkheden heb
ben voor rendabele exploitatie met be
houd van cultuurhistorische waarden.
Op 27 mei organiseerde het Provinciaal Bestuur van Utrecht in Amersfoort een boeiend
symposium onder de veelzeggende titel 'Buitenplaatsen en landgoederen, beleid met
toekomst?'
8 Heemschut, juli-augustus 1988