Drastisch opschonen ten
gunste van behoud?
Ütt
Een antwoord aan prof. Singelenberg
Tijdens het onlangs gehouden symposium 'Jongere bouwkunst in Gelderland'poneerde
prof. Singelenberg de stelling, dat we tot een rigoreuze opschoning van het bestaande
monumentenregister moeten overgaan, willen we ruimte vrijmaken om tot een effectieve
bescherming van de jongere bouwkunst in staat te zijn.
Ondergetekende kan zich ten dele wel
vinden in het kritisch doorlichten van het
register, maar de eerste vraag die bij hem
opkomt is: over welk register hebben we
het eigenlijk? Ingewijden weten dat vele
vermeldingen in het register te onvolledig
zijn om de desbetreffende monumenten
ermee te beschermen maar óók om ze af
te voeren en prijs te geven aan verande
ringen, verwaarlozing en zelfs sloop.
Prof. Singelenberg wil van het heden
geen knekelhuis van het verleden maken.
Akkoord, maar weinigen toch zullen de as
sociatie met een knekelhuis in zich op voe
len komen bij een wandeling over de Kei
zersgracht in Amsterdam, door de St. Jan
in Den Bosch of de Markiezenhof in Ber
gen op Zoom. De waardering voor een
kunstwerk hangt o.a. af van het vermogen
daarvan om blijvend te boeien en als het
ware doorlopend aktueel te zijn. In dat op
zicht is er geen verschil aan te wijzen tus
sen b.v. een middeleeuwse triptiek, een
Vermeer of een Mondriaan, hetzelfde gaat
volgens schrijver dezes ook op voor archi
tectuur. Als we al het gevoel hebben in
een knekelhuis rond te waren dan over
komt ons dit veeleer in slecht gebouwde,
slecht onderhouden en vervolgens geheel
of gedeeltelijk aan leegstand en verloede
ring prijsgegeven straten/wijken. En veel
van deze wijken dateren van na 1850! Niet
de leeftijd maar de kwaliteit van het oor
spronkelijk ontwerp en de staat van on
derhoud bepalen of er sprake is van een
object dat al dan niet in het register ge
handhaafd dient te blijven.
Het tweede argument: onze monumen
ten staan de eigentijdse bouwkunst en be
hoefte eraan in de weg. Als dit al zo is gaat
dat volgens ons toch ook op voor de bouw
kunst uit de periode 1850-1940, immers
deze objecten staan er ook al. Getalsmatig
komt het argument bij ons niet erg sterk
over, zelfs als we het aantal in het register
opgenomen monumenten zouden verdub
belen dan nog maken de monumenten
maar een zeer gering percentage van het
totale aantal gebouwen in ons land uit. Dat
onze jonge architecten zo weinig kansen
krijgen zich te manifesteren en hun ideeën
waar te maken komt eerder door het feit
dat ze veel te weinig bij nieuwbouwprojec
ten, veelal om budgettaire redenen, be
trokken worden. In zijn feestelijke af
scheidscollege als hoogleraar Restauraties
aan toen nog de TH Delft memoreerde
prof. C. L. Temminck Groll aan het feit dat
in ons land nog slechts 20% van het
nieuwgebouwde volume door architecten
ontworpen wordt. Geen wonder dat onze
jonge ontwerpers aan de kant staan!
Eigentijdse nieuwbouw aan de Keizersgracht
(nr.298) Niet altijd een succes (foto Jac.
Rieder).
Te kostbaar?
Het derde argument, de kostbaarheid van
een (te) groot monumentenbestand in
laten we zeggen 2010 is eveneens aan
vechtbaar. Laten we er eens van uitgaan
dat we de af te voeren monumenten niet
slopen, dan kost hun onderhoud nog
steeds geld, alleen drukt dat dan op de
particuliere huishoudens. Maar sloop, ge
volgd door nieuwbouw kost eveneens
geld. Jonge bouwkunst moet ook onder
houden worden, alleen ter discussie staat
of dit vanuit de particuliere- dan wel de
overheidsbeurs dient te gebeuren. Veel
van onze monumenten zijn woonhuizen,
die kun je dus simpelweg blijven gebrui
ken als zodanig, of de staat een spiksplin
ternieuw rijtjeshuis van een premie voor
ziet of een woonhuismonument van een on-
derhoudssubsidie is om het even. Over
kansen en uitdagingen voor jonge bouw
kundigen gesproken, regelmatig lezen we
in 'Heemschut' van al dan niet geslaagde
pogingen oorspronkelijk niet als huis ge
bouwde monumenten voor bewoning ge
schikt te maken. Dit blijkt bovendien vaak
voordeliger dan sloop gevolgd door
nieuwbouw. (Zie het artikel van Egbert
Hoogenberk over deze problematiek in
Heemschut 1983 no. 4/5 blz. 62 e.v.) Los van
hun bouwjaar of -stijl kost het onderhoud
van gebouwen geld, hoeveel, dat hangt af
van de gebruikte materialen, vormgeving
èn het waakzame oog van de eigenaar/be
heerder, dat tijdig kleine gebreken op
spoort en aanpakt zodat grote kostbare in
grepen voorkomen kunnen worden.
Kosten monumenten alleen maar geld?
Zeker niet, onafhankelijk van hun ge
bruikswaarde oefenen ze ook aantrek
kingskracht uit op toeristen en een leuk
ingerichte, goed onderhouden èn be
woonde binnenstad is misschien wel het
belangrijkste wapen in de strijd tegen ver
vreemding, vandalisme en bepaalde vor
men van criminaliteit.
Deze reactie op de toespraak van prof.
Singelenberg zou ongetwijfeld nog langer
kunnen zijn en hechter onderbouwd kun
nen worden. Het journalistieke kader
waarbinnen zij plaatsvindt en het feit dat
wij, ondanks gedane moeite, niet in staat
waren het gehele betoog van dhr. Singe
lenberg te achterhalen stellen hun beper
kingen. Een ding dient duidelijk te zijn, dit
antwoord is geen betoog voor of tegen
bouwkunst van welke stijl of uit welke pe
riode dan ook, wèl is het een oproep tot
nimmer aflatende waakzaamheid en een
uitdrukking van de afkeer die wij nu een
maal voelen ten opzichte van al te simpele
oplossingen, die vóór we het weten min
der integere lieden een vrijbrief verschaf
fen voor afbraak en kaalslag. Professor
Singelenberg heeft de handschoen toege
worpen, wij konden niet anders doen dan
hem oprapen maar houden ons aanbevo
len voor verdere kritiek dan wel bijval.
Wie duelleert er mee?
Drs. L. H. van derMeule,
restauratie/beleidsdeskundige
monumentenzorg en lid van de
Bond Heemschut
Het oude Raadhuis (1168) van Hilversum aan
de Kerkbrink is begin juni officieel heropend
als het Goois Museum. Het in neo-renais-
sance opgetrokken gebouw diende in de 18de
eeuw als Regthuis. Vanaf 1881 was het raad
huis en nu dus streekmuseum. Op 27 augus
tus houdt het museum een Open dag.
Heemschut, juli-augustus 1988 27