Watertorens: het
beschermen meer
dan waard
WATERTORENS
EVERHARDJANS
Aardige voorbeelden van hergebruik
Uit mijn jeugdjaren herinner ik mij de oude, karakteristieke watertoren aan de
Wierdensestraat te Almelo, nèt voor 'de Bellinckhof. Op een kwade dag ging dit
historische bouwwerk tegen de vlakte. Een kale plek bleef over!
Daarom vond ik het een goede gedachte,
dat het Provinciaal Bestuur van Noord-Hol
land op 2 juni j.1. een studiedag belegde
over het thema: bescherming van waterto
rens. Deze bijeenkomst vond plaats in het
fraaie 'klassiek-modeme' raadhuis van Hil
versum, indertijd door architect Dudok
ontworpen.
De deelname was behoorlijk te noemen,
zodat de vrouwelijke wethouder van cul
tuur velen in deze 'oase van jonge monu
menten' welkom kon heten. Interessant is,
dat het Provinciaal Bestuur van Noord-Hol
land koploper en opinieleider is inzake het
behoud van de door de modeme elektro
techniek overtollig geworden watertorens,
in Nederland. Mede door de uitstekende
voorbereidingen en onderzoekingen van
drs. H. P. G. de Boer, beleidsmedewerker
monumentenzorg bij de provinciale griffie
konden een vijftal watertorens op de pro
vinciale lijst worden geplaatst.
Van deze karakteristieke voorbeelden van
'jongere utilitaire bouwkunst' die nadruk
kelijk de Nederlandse 'sky-line' beheer
sen werden vijf exemplaren in Noord-Hol
land zodoende wettelijk beschermd. De
oudste is van 1885 (Zaanstad-Assendelft,
Interieur van de watertoren van Heemstede
(foto Fons Brasser, Haarlem)
Communicatieweg 12) de jongste
dateert uit 1928 (Barsingerhom-
Wieringerwaard, Molenweg naast
nr. 42. Het is vreemd, dat er nog
geen watertorens op grond van de
Monumentenwet beschermd zijn.
Wat niet is, kan komen!
M'
Watertoren van Assendelft (foto Fons Brasser, Haarlem)
Noordhollands monumentenbeleid
De heer F. Tielrooij, lid van Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland verweerde zich
in zijn betoog over de monumenten van
bedrijf en techniek in het Noordhollands
monumentenbeleid tegen het 'stillekens
amoveren'. Hij wees op het M.I.P. projekt,
waarin de jongere bouwkunst - dus ook
de watermolens - eindelijk voldoende
aandacht krijgt. Industriële monumenten
hoeven niet per se mooi te zijn, en ook niet
per se oud. De meeste watertorens in Ne
derland dateren uit het laatste kwart van
de vorige eeuw. Na de cholera-epidemie
van 1866 (20.000 slachtoffers) benoemde
koning Willem III een commissie, die in
1868 een rapport het licht deed zien 'in
zake het onderzoek van drinkwater in ver
band met de verspreiding van cholera en
tot aanwijzing van middelen ter voor
ziening in zuiver drinkwater'. Een hausse
in de bouw van watertorens volgde.
Gedeputeerde Tielrooij drong er op
aan, dat er van de 200 watertorens in ons
land 40 stuks beschermd dienen te wor
den. De watertoren kan vooral als een uit
vloeisel van de industriële revolutie wor
den gezien, stelde De Boer in zijn histori
sche schets. Watertorens zijn m.a.w. sym
bolen van een nieuw industrieel tijdperk.
Vormontwikkeling
Als 'oervorm' van de watertoren is er de
'rechthoekige bak op poten(periode
1830-60), opgevolgd door het reservoir
type van de Akense professor Intze (peri
ode 1880-'90). De noodzaak om water in
hoogreservoirs te bewaren is in samen
hang te zien met de ontwikkeling van de
locomotief. In Nederland liep immers het
eerste treintje in 1839 tussen Amsterdam
en Haarlem. De hoogreservoirs op stations
zijn in Frankrijk (Parijs) nog te vinden.
De eerste, in Nederland gebouwde wa
tertoren voor de drinkwatervoorziening
bezat nog een hoogreservoir van gietijzer,
en werd in 1857 te Den Helder opgetrok
ken. Kunsthistorisch gezien heeft de toren
(dat geldt ook voor het pompstation) een
neoclassicistisch karakter.
Waterhoofd
Het 'waterhoofdkarakter' van veel waterto
rens uit de periode 1880-1920 wordt ver
oorzaakt door het aan de rand 'uitgezakte'
Intze-reservoir, dat een sterke uitkraging
van het bovenste deel noodzakelijk
maakte (watertoren te Deventer, 1892;
oude watertoren van Weesp).
Andere vormen
Na 1900 komen elliptische, spharoïde, hy
perbolische en cirkelvormige hoogreser
voirs in zwang, die op hun beurt de con
tour van de watertoren sterk bepalen.
Voor de architectonische en technische
ontwikkeling van de watertoren geldt ook
de stelling van prof. W. Crouwel in zijn
22 Heemschut, juli-augustus 1988