Nationaal Rijtuigenmuseum
in borg De Nienoord
In 1525 gesticht door Wigbold van Ewsum en genoemd naar zijn stamhuis De Oortbij
Middelstum, Nieuwe Oort, Nienoord dus, is de ontwikkeling van deze Groningse borg
anders dan bij de meeste borgen, die immers van boerderij steenhuis en vervolgens
borg - een soort slot - werden. Men sprak ook veelal van het Huis De Nienoord.
Het slot was veel groter dan de meeste borgen, met vier vleugels die oprezen uit de
grachten, het ruime binnenplein omsluitend. Aan de lange gevel op het westen sloot ten
zuiden een kruiden tuintje aan, heel handig naast de keuken. Aan de zuidkant was de
oranjerie waarin oranjebomen, citroenen, pompelmoezen en andere gewassen. Er was
natuurlijk een boerderij, maar ook een eigen brouwerij en bakkerij. De Ewsums leefden
op grote voet, in een staat die de Oostfriese graven nog overtrof. Onder het personeel
was een huisnar - Bauko, aan wie een gevelsteen vroeger nog herinnerde - een jurist,
een secretaris en een kapelaan.
Weense koets voor het Rijtuigenmuseum te Leek (foto John Stoel))
De familie zetelde hier tot 1657, toen de
erfdochter Anna een Inn- und Kniphausen
trouwde, uit Oostfriesland. Dit was de glo
rietijd van het huis. De verveningen, al in
de 16e eeuw begonnen, brachten eindelijk
geld op, en het goed werd na beschadi
gingen door de Munstersen in 1672 her
steld, verfraaid en verrijkt. Prachtige za
len, portretten, zilver, de schelpengrot, de
poort, en in de kerk te Midwolde de tombe
van Rombout Verhulst, alles stamt uit deze
periode. De titel van Rijksgraaf bekroonde
de glorie.
In de 18e eeuw wordt het minder. De gra-
ventak sterft uit, een zijtak erft, zilver en
kostbaarheden worden verkocht. Het huis
is dikwijls onbewoond. De laatste Knip
hausen op Nienoord was Ferdinand Folef,
en onder hem brandde in 1850 het slot gro
tendeels af. Pas zijn erven, de familie Van
Panhuys, herbouwden het slot op beschei
dener schaal (1885-90).
Oude muurdelen deden weer dienst,
poortjes en betimmeringen werden weer
aangebracht, maar het geheel kreeg door
de gele pleisterlaag een typisch tijdska-
rakter. Een tweede, korte, bloeitijd brak
aan. De familie was geliefd, en alles werd
keurig onderhouden - tot in 1907 Jonkheer
Van Panhuys met echtgenote, zoon en
schoondochter per rijtuig in het Hoendiep
reed en allen verdronken.
Het huis bleef onbewoond en werd in 1950
van de erven gekocht door de gemeente
Leek.
In 1958 werd het huis ingericht als rijtuig
museum, en daartoe is er nogal verbouwd.
Kamers werden tot zalen vergroot, de kel
ders afgesloten; maar de mooiste vertrek
ken bleven als restaurant in hun originele
toestand. In de ridderzaal vindt men nog
een eiken schouw en buffetkasten uit de
late 17e eeuw, opgenomen in een betim
mering uit de bouwtijd, ca. 1890, Plafond
en parketvloer zijn ook uit die période. De
vestibule heeft kleurig stucwerk, de eet
zaal een plafond in art nouveau. De aankle
ding is in stijl, met oud meubilair, porselein
en schilderijen.
De danszaal in het oude slot, met mytholo
gische voorstellingen beschilderd door
Herman Collenius in 1682-85, wis be
roemd. Delen daarvan zijn bewaard, en in
een van de zalen is een groot paneel te
zien: Diana en Actaeon. Ook een schouw,
ca. 1700, is daar opgesteld.
In het ruime park bevindt zich nog de
Schelpengrot, een tuinkoepel uit ca. 1700,
waarvan de wanden zijn versierd met een
mozaïek van schelpen, gesteenten en ko
ralen. Volgens de legende is deze decora
tie vervaardigd door een kindermeisje van
het huis, als straf voor haar inbraak in de
tijd dat de grot nog als schatkamer dienst
deed. Zij heeft, zo wil het verhaal, twintig
jaar gevangen gezeten, toen waren de
wanden klaar. Daarna werd ze in vrijheid
gesteld, maar ze stierf meteen van emotie
en verzwakking.
Collectie
Maar het belang van de Nienoord ligt nu
vooral in de collectie rijtuigen, die is geëx
poseerd in de ten dele nieuwe bijgebou
wen, in een jaarlijks wisselende opstelling
die telkens een bepaald facet belicht.
De verzameling is internationaal, maar het
accent ligt toch duidelijk op Nederlands
gerij. De tentoonstelling dit jaar.
'Nederland Rijtuigland'vestigt daarop ook
speciaal de aandacht. Uit de 18e eeuw zijn
er vooral sjezen, kiereboes en kapwagens;
maar de 19e, de eeuw van het rijtuig, toont
een grote variatie in typen. Statiekarossen,
visiterijtuigen, sportrijtuigen die de eige
naar zelf mende; en ook de vele soorten
plattelandsgerij, dat niet alleen op de hof
steden, maar ook op kastelen en buitens
voorkwam. Hier zijn de sjezen in hun regi
onale verscheidenheid een glanspunt.
Naast producten van de grote beroemde
rijtuigfabrieken als Hermans, Veth, Spij
ker, zijn er stukken van bouwers in de pro
vincie en van de dorpse wagenmaker.
Ook de arresleden, vaak met rijke versie
ring, worden onderscheiden in regionale
typen.
Tuigen en livreien horen bij een equipage;
reisattributen, prenten en schilderijen ge
ven de sfeer van de tijd toen het rijtuig nog
echt in gebruik was.
Crème calèche
De crème calèche van H. M. de Koningin
zal in deze zomerexpositie een glorieus
middelpunt zijn.
Het rijtuig was een inhuldigingsgeschenk
van Koningin-moeder Emma aan haar
dochter, en bedoeld voor familiefestivitei
ten, niet voor officiële gelegenheden.
Want daarvoor had de Amsterdamse bur
gerij aan Koningin Wilhelmina de Gouden
Koets geschonken.
In 1907 had het ongeluk met de Van Pan-
huys-koets bijna Nienoords ondergang in
geleid; maar door de vestiging van het Rij
tuigmuseum bracht de koets ook weer de
redding.
Drs. H. B. Vos is conservator van het Natio
naal Rijtuigmuseum.
Heemschut, maart-april 1988
19