Nederlandse architectuur 1 gaat in de nieuwe wet, is de invoering van een algemene onderhoudsplicht. Het vin den van een nieuwe bestemming voor een monument acht hij de beste waarborg voor regelmatig onderhoud. Natuurlijk is (her bestemming erg belangrijk maar het is niet voldoende. Op zichzelf lijkt een plicht tot onderhoud riskant omdat deze herge bruik zou kunnen ontmoedigen maar, zoals de voorzitter van 'De Hollandse Molen' dr.ir. R. van de Waal, tevens lid van de Noordhollandse commissie van Heem schut, eens betoogde, de nieuwe wet handhaaft subsidieverlening nog steeds als een gunst in plaats van een recht. Een onderhoudsplicht, gekoppeld aan het recht op subsidie is een heel reëel verlan gen. Verheugd zijn Heemschut en NCM met het onderzoek dat de minister wil doen naar de levensvatbaarheid van een speciaal on- derhoudsfonds voor grote kerken. Heem schut is blij dat de minister, anders dan de commissie-Oort wenste, de fiscale aftrek bij restauraties wil handhaven. Ongelukkig is Heemschut echter met het uitblijven van gelijke behandeling van eigenaars van ge meentelijke en rijksmonumenten waar het de fiscale aftrek van restauratiekosten be treft. Belastingaftrek voor eigenaars van ge meentelijke monumenten acht de minister niet haalbaar. Een slechte zaak. Een pran gend probleem is voorts dat van de 'kleine budgetten' en de 'grote restauraties'. Som mige kleine gemeenten kunnen zelfs na een aantal jaren sparen nog niet aan het budget komen, dat nodig is voor een flinke restauratie. De minister stelt daarom een ondergrens voor van 50.000 gulden. Als een gemeente dit bedrag bij de bereke ning van de reservering niet haalt, zou het niet aan die gemeente maar aan de provin cie moeten worden toegewezen, die ver volgens op provinciaal niveau prioriteiten stelt. Dringende restauraties van belang rijke objecten hoeven aldus niet meer op gemeentegrenzen te stuiten. Op zichzelf een goed idee maar dan moet, zo vinden de monumentenorganisaties, die ge meente wel zelf kunnen kiezen voor deze oplossing van het probleem. Het criterium daarbij kan zijn, dat gemeenten een eigen monumentenbeleid voeren. Een punt in de nieuwe wet, waarover Heemschut en NCM ook nogal kritisch zijn is het wegvallen in de wet van de voorbe scherming van monumenten gedurende de tijd, die verloopt tussen het aanmelden van een gebouw als monument en de feite lijke aanwijzing. Voorbescherming als automatisme - met uitzondering van drin gende noodzaak (sloopgevaar) vindt de minister niet meer nodig vanwege het hui dige 'klimaat' in de monumentenzorg. Een wel erg optimistische gedachte. Net zo op timistisch als het idee, dat de fictieve ver gunningverlening best kan blijven be staan. Dit houdt in, dat een vergunning tot bv. sloop automatisch wordt geacht te zijn verleend, als een bepaalde termijn is ver streken. Wij dachten, dat de minister te gen automatismen was. Eventueel mis bruik van deze regel ziet hij in zijn opti misme kennelijk over het hoofd. Jaap Kamerling ANNEMARIE TEN CATE Een KNOB-studiedag De KNOB (Koninklijk Nederlandse Oudheidkundige Bond) organiseerde in samen werking met de Stichting Menno van Coehoom en de CNO (Stichting Cultuurge schiedenis Nederlanders Overzee) een studiedag over recent onderzoekin het Caraïbisch gebied, Brazilië, Afrika, Sri-Lanka en Indonesië. Het programma bleek wat overbeladen zodat een onderwerp kwam te vervallen en van een discussie helemaal geen sprake meer kon zijn. Het was inmiddels vijf uur en het alarm van het Rijksmuseum, waar deze dag gehouden werd, moest immers worden aangezet. On danks dat was het een interessante studiedag waarin een breed scala van onderwer pen aan de orde kwam. Het bedroevende is toch altijd weer dat de toekomst voor deze bouwkunst zo afhankelijk is van financiële middelen die door de betrokken landen bijna nooit op te brengen zijn, om maarniet te spreken van een zeker gebrek aan interesse bij de plaatselijke bevolking. Een van de sprekers opperde: 'Restauratie als ontwikkelingshulp, zou dat kunnen?'Een gedachte die zeker het overwegen waard is. Dr. S.H. Levie directeur van het Rijksmuseum, heette iedereen hartelijk welkom. Hij noemde de nauwe band die er bestaat tussen het Museum en de CNO, welke stich ting overigens in het Rijksmuseum zetelt. De afdeling Nederlandse Geschiedenis bevat namelijk vele voorwerpen uit de periode van de Verenigde Oost Indische Compagnie. Öok de relatie met de KNOB werd gememoreerd, want deze afdeling is indertijd door toedoen van de KNOB ontstaan. Daarna opende mr C.H. Goedkoop, de voorzitter van de KNOB, deze studiedag. Door onze macht overzee is het mogelijk geweest dat de Nederlanders dergelijke grote collecties hebben kunnen samenstel len, die uiteindelijk de basis hebben gevormd voor diverse Musea van Volkenkunde. Berg Altena, Willemstad, Curagao. Arbeiderswoningen uit de tweede helft van de 19e eeuw. Deze werden onlangs gerenoveerd en gerestaureerd in een samenwerkingsverband tussen de Stichting Volkswoningbouw en Stichting Monumentenzorg Curagao. (foto A.M. ten Cate 1986) De Nederlandse Antillen Dagvoorzitter, prof. dr. ir. C.L. Temminck Groll, die de overzeese architectuur uit voerig ter plekke heeft bestudeerd, kreeg allereerst het woord. Hij benadrukte, dat het bij deze studiedag om een verslagge ving van recent onderzoek (1986/87) ging en dat derhalve Suriname niet aan bod kwam. Daar is door de politieke verwikke lingen laatstelijk geen onderzoek verricht. Gehaast omdat het programma toen al achter op het schema was, gaf hij snel het woord aan prof. dr. R.A. Römer, Gouver neur van de Nederlandse Antillen. In vo gelvlucht werd er een overzicht gegeven van wat er tot op heden op het gebied van monumentenbescherming heeft plaats ge vonden.* De verspreiding van de antilli- aanse bouwkunst heeft in feite vanuit Cura gao plaats gevonden, aldus Römer. Aruba werd in 1770 en Bonaire pas in 1868 open gesteld voor particuliere bewoning. Later ontstonden er eigen ontwikkelingen en lo cale aanpassingen. De eerste pogingen om wat aan monu mentenzorg te doen dateren uit 1913, toen er een commissie in het leven werd geroe pen 'ten einde aan de Gouverneur een be schrijving in te dienen van al de op het eiland Curagao bestaande monumenten, met verzoek daarbij te willen voegen een ontwerp van zodanige maatregelen, die kunnen strekken tot verzekering van be houd dier monumenteif. Ook werd de an dere eilanden verzocht gegevens te verza melen. Behalve St. Eustatius berichtten de Heemschut, januari 1988

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 4