Landelijke
bouwkunst in
MeckLenburg (DDR)
s
EVERHARDJANS
Meibomen staken rank en fier hun kruinen in de lucht, toen ik per auto op weg was door
het Duitse Eemsland ten noorden van Lingen, met als einddoel Rostock in het aan de
Oostzee grenzende Mecklenburg, in de Duitse Democratische Republiek. Mensen met
lichtgroene struikjes aan het fietsstuur en kratjes bier in een aanhangkarretje genoten
vsm de lente.
Achter de Hanzestad Lübeck kwam ik via
de grenspost Selmsdorf zonder veel op
onthoud de DDR binnen. Mijn visum had ik
lang van tevoren in Nederland al geregeld.
Overal rode vlaggetjes aan de huizen
- 1 mei, dag van de arbeid - vergezeld van
de DDR-vlag, uiteraard.
Mensen die op stoeltjes voor de huizen za
ten proostten in mijn richting - bijna was ik
even gestopt.
Het was voor mij de tweede keer, en
daarom kende ik de sfeer al enigszins. Ik
had toestemming kleine wegjes in te rij
den, in verband met mijn studieobjekt: het
Nedersaksische hallehuis. Zo zat ik in 1986
al snel bij een boer in Dassow achter de
koffie met krentebrood, vanwege een nèt
van een nieuw strodak voorzien driebeu-
kig vakwerkhuis, met naar elkaar toege
wende paardekoppen als gevelversiering.
Daar sprak ik Twents, en de verstand
houding was uitstekend. Ze waren maar
wat blij iemand uit het Westen te ontmoe
ten, want zelf mogen ze hun land alleen
verlaten voor beperkt familiebezoek. Wis-
mar, een Hanzestad als Lübeck, bleek nog
vele, maar wel wat verwaarloosde laatgoti
sche burgerhuizen te bezitten, die de
laatste Wereldoorlog overleefd hebben.
De zogeheten 'Alte Schmiede' aan de
Markt is het oudste voorbeeld: gebouwd in
het laatste kwart van de veertiende eeuw,
en in de gevelarchitektuur herinnerend
aan Lüneburg en Lübeck: Noordduitse
baksteengothiek. Friedrich Engels, een in
deze volksrepubliek uiteraard zeer geres
pecteerd persoon, schreef in 1850 dat de
Hanze door haar honderdjarig zeemono
polie de economische en culturele verhef
fing uit de barbarij van de Noordduitse
kuststreek verzekerd heeft.
Verder ging de tocht, over de golvende
vlakten, langs en door dorpjes met stoere
dorpskerken van baksteenmoppen en
granietblokken, als in Nedersaksen be
westen de Elbe. Hier en daar waren
plaatsnamen te lezen, die herinnerden aan
de oorspronkelijk Slavische kolonisatie
van dit gebied. Veel kolonisten kwamen
uit Nedersaksen en Westfalen, wat ook het
geïmporteerde middeleeuwse hallehuis
van deze met vele meren bedekte
laagvlakte verklaart. Zelfs in hun uiterlijk,
met monumentale, afhangende wolfdaken
van riet herinneren ze sterk aan Sallandse,
Westtwentse en Drentse boerderijen, met
diep teruggeplaatste 'achterbaander'.
Dr. Wilhelm Pessler stelde, als geograaf
met bouwkundige inslag, de zuidgrens
vast van het Nedersaksische hallehuis in
Mecklenburg en aangrenzend Pommem
(tot de Oder nu DDR), en wel tijdens het
Duitse Keizerrijk, in 1906. Een wat jongere
huisonderzoeker, J. U. Folkers, stelde in
1936 een verschuiving van deze grens naar
het noorden vast. Bekend is dat Frederik
de Grote een tegenstander van het halle
huis was: hij propageerde dan ook het uit
Brandenburg bekende middenduitse
dwarshuistype, dat vanuit het Zuidoosten
opdrong.
Los hoes
Het Mecklenburgse hallehuis kent de op
gelegde dekbalk, en een aparte kamer-
zóne, als in Nedersaksen en Westfalen.
In de middeleeuwen kende men, evenals
in Oost-Nederland en aangrenzend Neder
duitsland het onverdeelde 'Los hoes'. Een
veertiende-eeuws exemplaar werd opge
graven.
Via correspondentie en uitwisseling van
vakliteratuur leerde ik dr. Karl Baumgarten
uit Rostock kennen, een geboren en geto
gen Mecklenburger, die een aantal boe
ken op z'n naam heeft staan over oude
boerderijen en schuurtypen in zijn regio.
Hij promoveerde te Berlijn op het thema
Die Scheune - Zimmermannswerk in Mec
klenburg', in 1961. Deze krasse zeventiger
was een week lang mijn leidsman in het
noorden van Mecklenburg. Er zijn hier
drie openluchtmusea voor de 'landliche
Bauweise', waarvan ik er twee zag. Het
eerste was het in een bestaand oud dorp
ingebedde regionale openluchtmuseum
van westelijk Mecklenburg in Schwerin-
Mues. Deze aanpak is natuurgetrouw en
overtuigend; het lokaalkoloriet speelt een
grote rol.
Dan is er het Openluchtmuseum te Kloc-
kenhagen bij Rostock, dat algemeen Mec-
klenburgs opgezet is (parkopvatting, ver
gelijkbaar met Arnhem). Toch ging men
ook hier uit van het bestaande boerenerf
van Heinrich Peters, die als hoogbejaarde
boer zijn hoeve voor dit doel ter beschik
king stelde. Dit hallehuis dateert van om
streeks 1700.
Rijker is een overgebracht boerenhuis
uit Strassen (Kreis Ludwigslust, niet ver
van Sleeswijk-Holstein) dat in 1671 ge
bouwd werd. Dit gebouw bezit een op
consoles overkragende siergevel van vak
werk met terugwijkend wolfdakje.
Lichtenhagen
Een goed voorbeeld van praktische monu
mentenzorg in de DDR is het boerendorp
Lichtenhagen, dat zich ten noordwesten
van Rostock bevindt, niet ver van de kalme
Oostzee. Een middeleeuwse dorpskerk
met oude inventaris is het geestelijk mid
delpunt, op echt Mecklenburgse wijze om
geven door grote granietblokken (daarin
begrepen het oude kerkhof). Dr. Baumgar
ten heeft er voor gezorgd, dat de waarde
volle bebouwing langs de dorpsstraat van
de ook in Nederland bekende blauw-witte
monumenteninsignes werd voorzien, met
bovendien nog plastic bordjes die teksten
bevatten over de bouwgeschiedenis en
het type boerderij of schuur. In het plaat
selijk eethuis hangt een langgerekte teke
ning (gemaakt door dr. Baumgarten) die
lintsgewijs de dorpsbebouwing en kerk
toont.
De volgende dag gaat de reis naar het
Mecklenburgs hallehuis uit de omgeving van Rostock, gebouwd inde 18e eeuw. In een nis
teruggeplaatste inrijdeuzen als in Salland, West-Twente en Drente. Er zijn vakwerkbouw en
dekbalkconstructie toegepast, (foto K. Eschenburg, Wamemünde)
20
Heemschut, januari 1988