de gegevens bij te betrekken die met be hulp van opgravingen verkregen zijn. De volgende vraag wordt dan: welke opgravingen? Bekend zijn die, welke in 1910-1911 zijn uitgevoerd onder leiding van Jan Jacob Weve, in leven een zeer ver dienstelijk architect in dienst van de ge meente Nijmegen en een hartstochtelijk beoefenaar van de geschiedenis van het Valkhof. Met de gegevens die hij toen ver kreeg, heeft hij een soort plattegrond ont worpen. Het is echter bekend dat hij de opgravingen steeksproefgewijze heeft ge daan, en dat hij zich daarbij heeft laten lei den door een dakenplan uit 1725, dat het grondplan van de gebouwen slechts zeer schematisch weergeeft. Men is het er te genwoordig dan ook wel over eens dat zonder nieuwe opgravingen, waarbij dan het gehéle terrein betrokken dient te wor den, zéker geen werkelijk verantwoorde plattegrond te maken zal zijn. In 1796-1797 werden na afbraak van de muren namelijk ook de eronder liggende fundamenten uit gebroken. Dit geschiedde om zoveel mo gelijk tufsteen te verkrijgen, die vermalen kon worden tot tras. Momenteel is (op een uitzondering na) niet bekend wat er mis schien nog aan muurwerk (al dan niet toe vallig) of aan puinsleuven in de grond aan wezig is, behalve dat het redelijkerwijze, in ieder geval relatief, heel weinig zal zijn. Alleen nieuwe opgravingen kunnen daarover wellicht meer helderheid ver schaffen. Eerst daarna zal het misschien (let wel: misschien, wellicht, misschien!) mogelijk worden om de juiste plaats en ook de dikte van de muren vast te stellen. De voorstanders van herbouw van de burcht zijn grote optimisten. Zij geloven zonder meer, dat het mogelijk moet zijn met behulp van opgravingen, afbeeldin gen en archiefmateriaal (met name het al genoemde dakenplan) te komen tot een exacte kopie van het verdwenen origineel. Als men hen in hun optimisme tracht te volgen, wat is er dan op zijn best denkbaar als resultaat na de herbouw? Naar mijn mening heeft men dan verkregen een soort omhulsel ofwel een doos zonder in houd, want over de binnenzijde van het complex is helaas bijna niets bekend. Voor zover men weet is daarvan geen en kele afbeelding bewaard gebleven. De herbouwers zullen - tenzij ze een invulling in moderne vormgeving voorstaan - ge dwongen worden om een beroep te doen op allerlei/weliswaar aan de middeleeu wen ontleende, maar overigens geheel ge fantaseerde bouwvormen. Commanderie van St. Jan Om dit te rechtvaardigen wijst men in krin gen, waarbinnen men de voorstanders aantreft, graag op de in Nijmegen in de jaren '70 gerealiseerde herbouw van de Commanderie van St. Jan, thans gemeente museum. Deze verwijzing is maar zeer ten dele terecht. Bij die herbouw kon men destijds gebruik maken van alle kelders en fundamenten en voorts van een aantal (brokstukken van) muren. Verder heeft vooral de archi tect die in tweede instantie leiding gaf aan de reconstructie wel degelijk getracht aansluiting te vinden bij het verleden van het gebouw. Bij gebrek aan voldoende ge gevens zat er echter niet veel anders op dan wat betreft de ruimtelijke indeling, in te haken op de behoeften van een mu seum. Maar ook als men de Commanderie zou beschouwen als een voorbeeld van vrije invulling van een binnenruimte, dan is het, naar mijn mening, nog niet juist om, ter rechtvaardiging van het ontwerpen van fantasie-interieurs voor de burcht, te wij zen op dat gebouw. Immers, bij de her bouw van de Commanderie ging het vooral om de redding van een voor het beeld van de toch al zo geschonden bene denstad geheel onontbeerlijk gebouw. Daarentegen is het de voorstanders van herbouw van het Valkhof niet, althans ze ker niet in eerste instantie, te doen om de verbetering van een geschonden, levend stadsbeeld. Als zij zo iets zouden willen, ligt het niet voor de hand om een beroep te doen op een gebouw, dat reeds twee eeuwen verdwenen is. Het gaat hun echt en vooral om het idee van de Valkhof burcht zélf! Heel nauwkeurig herbouwen öf niet In zo'n geval herbouwt men, naar mijn stel lige overtuiging, zeer nauwkeurig of an ders helemaal niet. Natuurlijk is het onzin nig te eisen dat bij herbouw alle ruimten stuk voor stuk historisch getrouw worden gereconstrueerd (als zoiets al zou kunnen). Wel is het echter noodzakelijk - ten einde de kopie geloofwaardig te doen zijn - dat een aantal voor het complex zeer wezen lijke ruimten op historisch juiste wijze wor den herbouwd. Onder meer valt hierbij te denken aan het inwendige van de 'Reuzetoren' (het middelpunt van het complex) en aan de ruimte die aansluit op de nog bestaande absis van de St. Maartenskapel. Men moet er niet aan denken dat er, bij gebrek aan gegevens, allerlei romantische invullingen ontstaan, waarover dan voor niet-deskun- dige bezoekers een soort waas van au thenticiteit komt te liggen. De moeilijkheden en bezwaren stapelen zich op. De lijst was nog langer geworden, wanneer ons in dit kader meer ruimte ter beschikking had gestaan. Voor voorlopig is het voldoende. Ten slotte nog twee overwegingen, één gevoelsmatig - maar subjectief zéér zwaar wegend -, en één uitermate 'objectief, wellicht de meest gevoelsmatige. Om hun argumenten extra kracht bij te zetten ver wijzen de voorstanders van herbouw graag naar beroemde voorbeelden van to tale herbouw van (groepen van) gebou wen zoals in de steden leper (markt en omgeving), Warschau (binnenstad) of Münster (Prinzipalmarkt). Ook voor Ne derland zouden er een aantal interessante voorbeelden te vinden zijn. Is een beroep op deze voorbeelden terecht? In alle boven genoemde situaties gaat het om gebouwen (of groepen van gebouwen) die reeds voor de verwoesting beroemd waren en die voor het beeld van die of die stad onmisbaar geacht werden. Dit van wege hun grote (kunst)historische beteke nis en vaak ook vanwege het feit, dat ze voor die of die stad een soort waarmerk vormden. Het verlies.van die monumenten werd als zo wezenlijk ervaren dat de be woners bereid waren om het gemis te compenseren door de oprichting van ko pieën. Vormt het bovenstaande dan toch een pleidooi voor herbouw van het Valkhof? Naar mijn mening geenszins. In alle niet- Nijmeegse gevallen hadden de initiatiefne mers tot herbouw een zó levendige, en vooral: een zo lévende, herinnering aan de verloren gegane originelen, dat ze in staat waren om hun waardering ervoor over te dragen op de nieuwe, exacte, kopieën. In Nijmegen echter is de burcht, zoals ver meld reeds bijna twee eeuwen uit het stadsbeeld verdwenen. Hoe kan men nu toch de waardering voor een gebouw, waaraan niemand meer een persoonlijke herinnering heeft overbrengen op een nieuw gebouw? De afstand tussen origi neel en kopie is té groot geworden. Maar nogmaals, bij deze overweging speelt het gevoel een grotere rol dan het verstande lijke argument. Daarnaast is er echter het door niemand weerspreekbare feit dat van de hier genoemde monumenten massa's foto's bestonden, die niet slechts de 'in druk van' aan hun maker weergaven. Een alternatief Als men dan om al deze en nog meer rede nen afziet van herbouw, is er dan geen zin vol alternatief? Mijns inziens is dit er, en wel in de vorm van een contourenplan. Om zo'n plan te kunnen realiseren zouden vooraf de reeds aangegeven opgravingen over het gehele terrein moeten plaats vin den. Hierbij zou getracht moeten worden om het bestaande geboomte zoveel moge lijk te ontzien. Helaas heeft het Valkhof park nog niet lang geleden een opknap beurt ondergaan. Bij opgravingen zou deze wel grotendeels ongedaan gemaakt wor den, wat ook weer jammer zou zijn. Op grond van de verkregen gegevens zouden vervolgens de grondslagen van de burcht in het park kunnen worden aange geven door middel van bijvoorbeeld een geringe opmetseling van de muren. In Rijnsburg (abdijkerk) en in Egmond aan de Hoef (kasteel) heeft men met zo iets zeer aantrekkelijke resultaten bereikt. Zo kan er voor de bezoekers van het Valkhofpark een leerzaam en tegelijk ook zeer attractief geheel ontstaan, dat heel wat goedkoper uit zal vallen dan de ge dachte herbouw, die door, uiteraard opti mistische, voorstanders wordt geschat op 15.000.000,-. Als men al in staat zou zijn om zo'n enorm bedrag te voorschijn te goochelen, laat men het dan stoppen in een te vormen fonds voor het onderhoud van de nog bestaande monumenten in Nij megen. Dat zou goed zijn voor de stad en goed voor die monumenten. De heer de Heiden is werkzaam op het Gemeente-archief van Nijmegen. 16 Heemschut, januari 1988

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 16