Federatie Oud-Nederlandse Vaartuigen
biedt meer zicht op 'Varende Monumenten'
VARENDE MONUMENTEN
1
DIRK VAN DER MEULEN
Zuiderzeemuseum wil aktievere rol in scheepsbehoud
Met roerende zaken, zoals schepen, houdt de Monumentenwet die van 1961 even
min als het nieuwe ontwerp, tenzij het gaat om archeologische vondsten en opgravin
gen, geen rekening. De botters, klippers, stoomslepers, klassieke jachten en histori
sche vracht- en vissersschepen moeten het daarom stellen zonder enige wettelijke
bescherming. WVC heeft er geen geld voor, de particuliere eigenaren zorgen prima
voor het behoud en de materie is nogal komplex, schijnt de Haagse redenering.
Het recente initiatief van de Federatie Oud-Nederlandse vaartuigen voor een inventa
riserend maritiem-historisch onderzoek is dan nadrukkelijk bedoeld om enig zicht te
krijgen op 'varende monumenten'in de breedste zin; zowel wat betreft hun aantal,
bouwplaats en -jaar, type, afmetingen als de staat waarin de vaartuigen verkeren. Op
basis van al die gegevens verwacht Federatie-voorzitter Gert Jan Luijendijk dat er in
de toekomst kriteria en een beleidsplan opgesteld kunnen worden voor 'varende
monumenten'.
Het Zuiderzeemuseum in Erikhuizen wil in
de nabije toekomst aktief en meer direkt
betrokken raken bij het behoud van histo
rische Nederlandse schepen. De begin
september gehouden schependag, met
zo'n 1,40 particuliere schepen in een op
merkelijke verscheidenheid - liefst 56 ty
pen! - was daarvoor een eerste aanzet. Het
museum overweegt ook de verlevendi
ging met al die particuliere 'museumstuk
ken' een permanent karakter te geven,
door de havens van het Buitenmuseum ge
regeld voor historische vaartuigen open te
stellen. Op 5 september gaven de talrijke
klassieke motorjachten en wedstrijdboten,
allerlei soorten traditionele Nederlandse
zeiljachten, historische vracht- en vissers
schepen en tientallen oudere sleepboten
en stoomsleepboten in Enkhuizen een
goed beeld van de rijkdom aan schepen
die Nederland bezit.
Vaardag
Onderdeel van de manifestatie 'Het schip
als monument', die overigens weinig méér
publiek naar het museum trok dan op 'ge
wone' zaterdagen, was onder meer de
jaarlijkse 'vaardag' van de Stichting Fede
ratie Oud-Nederlandse Vaartuigen en de
Mediaklub (met parlementariërs, pers en
monumentenzorgers) en de opening van
een bescheiden tentoonstelling 'Het schip
als monument' (tot 25 oktober) in het Bin
nenmuseum. De Amerikaan J. Reveil Carr,
directeur van het Mystic Seaport Museum
in de staat Connecticut, sprak bij die gele
genheid als voorzitter van het International
Congress of Maritime Museums, dat de
week daarop in Amsterdam en Rotterdam
zou plaatsvinden. Reveil Carr toonde zich
duidelijk getroffen door het opmerkelijke
initiatief van particuliere scheepseigena
ren en de unieke ondersteunende rol van
het Prins Bemhard Fonds. Maar het leek
hem nog niet genoeg; de Amerikaan
drong aan op het inbouwen van zekerhe
den door bijvoorbeeld het kreëren van be
lastingfaciliteiten, zoals restauratiekosten
fïskaal aftrekbaar maken. Reveil Carr was
die zaterdag in en rond het Zuiderzeemu
seum niet de enige buitenlander die met
1
<6
Heemschut, oktober 1987