Andela: eindelijk
monumentenverordening
Mevr. Drs. G. Andela (monumentenzorg
gemeente Rotterdam) houdt op deze stu
diedag een inleiding over monumenten
zorg in haar stad Rotterdam. Monumenten
zorg in Rotterdam is tot nu toe vooral een
rijksaangelegenheid geweest, zegt ze. De
neerslag daarvan vormen de aanwijzing tot
rijksmonument van boerderijen, molens,
voormalige winkels en woonhuizen in
Delfshaven, kerken, en jonge monumenten
als de Van Nellefabriek, de Kiefhoek, de
Bergpolderflat van Brinkman en enkele
witte villa's. Begin 1986 stelde Rotterdam
zijn eerste monumentenverordening vast.
Ter vérgelijking: de eerste verordening in
Den Haag kreeg in 1923, die in Amsterdam
in 1928 zijn beslag. Rotterdam ligt dus wel
wat achter. Het monumentenbeleid van de
gemeente heeft zich geconcentreerd rond
oude panden in Delfshaven. Rotterdam
heeft nu ook een gemeentelijke monumen
tenlijst, een klein lijstje, want de gemeente
is bang, dat panden die er niet op voorko
men, vogelvrij worden. Het gaat in de stad
overigens zeker niet alleen om objekten,
maar ook om zogenaamde 'gevoelige ge
bieden': 'die strukturen en plekken, die in
hun ruimtelijke samenhang, enscenering
en architektonische verschijningsvorm uit
drukking geven aan morfologische en ste-
debouwkundige ontwikkelingen, die ka
rakteristiek en beeldbepalend zijn voor
Rotterdam.' Zo wordt met het havengebied
voorzichtig omgegaan. De bestaande lin
ten moeten gehandhaafd blijven.
Schut: Elke selectie historisch
bepaald
Ir. A. C. Schut is chef van de afdeling ruim
telijke ordening in de stad Groningen. Er is
hem, vertelt hij, pas geleden iets opgeval
len. Er was een manifestatie met een ten
toonstelling rond Jan Pieterszoon Coen.
Maar een groep Molukkers was er niet van
gediend en kwam protesteren. Er waren
namelijk, onder Jan Pieterszoon Coen,
slachtingen onder Indonesiërs verricht,
dus zo achtenswaardig was die man niet.
Dat zette Schut aan het denken. Coen is
Coen niet meer, de geschiedenis is de ge
schiedenis niet meer. Is het verleden over
zichtelijker dan de toekomst? Dat gelooft
de heer Schut eigenlijk niet. Het beeld van
het verleden moet steeds opnieuw ontwor
pen worden. De feiten opnieuw gerang
schikt. Accenten komen anders te liggen.
Stedebouw en monumentenzorg houden
zich allebei bezig met de geschiedenis,
met het 'selekteren van kwaliteit', maar
niemand moet de pretentie hebben, dat
zijn selektie van alle tijden is.
Schut hield overigens een pleidooi voor
een kreatief gebruik van de geschiedenis.
Een voorbeeld. Walcheren kende volgens
hem - hij heeft oude 18e eeuwse kaarten
van deze streek gezien - een heel grillig
wegenpatroon: een ongelofelijk kleinscha
lig geheel, nog veel meer dan thans. He
laas zijn vele buitenplaatsen en dergelijke
uit het landschap verdwenen. Maar je kunt
de geschiedenis hier op een heel vrije ma
nier gebruiken, er beelden uit halen, die je
naar de toekomst kunt transponeren. Na
de Tweede Wereldoorlog rukte vooral in
het duingebied rekreatie met campings en
wat dies meer zij op. De vraag is: of je iets
kan doen met die verspreid gelegen kwa
liteitsverhogende elementjes in het land
schap. Of je een vorm van rekreatie kunt
bereiken die gebruik maakt van de kwali
teit uit het verleden. De provincie Utrecht
- ander voorbeeld - heeft mooie gebieden
met buitenplaatsen. Ware pastorales,
vroeger door een enkeling, thans op grote
schaal, via campings e.d. beleefd. Schut
vraagt zich af, zonder konkreter te wor
den, of we op een hoger niveau van het
verleden gebruik kunnen maken.
Taverne: ruïnes
Gustave Flaubert vond het in 1853 niet no
dig allerlei erfgoed uit de Franse revolutie
te behouden. Èen paar ruïnes, daar kon
mee worden volstaan. Professor E. R. M.
Taverne, hoogleraar kunstgeschiedenis in
Groningen, wil deze opvatting niet hele
maal terzijde schuiven en ziet er, in zekere,
zin, wel iets in! (Zou hij lid van Heemschut
zijn?)
Stedebouw en monumentenzorg zijn tot
nu toe te gescheiden opgetrokken, lijkt
hem. Het gevolg is, dat de monumenten-
kaart van Nederland niet samenvalt met de
kaart van Nederlandse Monumenten. Wat
bedoelt Taverne? Monumenten figureren
volgens hem op het niveau van een kodak
filmpje. Op het niveau van Ontdek je Plek
je. Kerkepad. Monumenten zijn dood.
Monumentenzorg is in zekere zin gepro
grammeerd om ruines ongedaan te ma
ken, terwijl je in stedebouwkundig denken
wel de opvatting kunt vernemen, dat de
belangstelling: voor ruïnes groeiende is.
Dat staat haaks op elkaar. Monumenten,
zegt Taverne, kunnen bijdragen aan het
beeld van een stad, haar uitstraling. Het
probleem is: hoe kunnen we de gebouwen
weer als normale gebouwen zien? Hoe
moeten we ermee omgaan? De stedebouw
moet te rade gaan bij kunstzinnige weten
schappen. Niet meteen in programma's
denken. Het planningsdenken gaat meer
in de richting van wijzigen, afbreken wil
men niet, wel schuiven. Taverne laat dia's
zien. Voorbeelden waarbij leeggekomen
terreinen niet onmiddellijk zijn opgevuld
met woningbouw, waar de gebouwen
eerst een beetje zijn verwaarloosd, waar
men de tijd nam en de invulling aan de
historische plek zelf werd ontfutseld, zoals
hij beweert. Tijdens het ontwerp zelf. Een
pleidooi als het ware voor het onaffe, voor
een zeker verval, voor geduld.
Taverne laat ook een dia zien van een
oud gebouw in een straat met wolkenkrab
bers. 'Je zou kunnen zeggen: hier is sprake
van een absoluut dedairi tegenover de his
torische omgeving. Maar je zou ook kun
nen zeggen het is geen dédain, het oude
geeft meer glans aan het nieuwe!' Een Itali
aanse architekt - andere dia - is er in ge
slaagd een Romeins theater na veel wik
ken en wegen, na een zeer grondige stu
die zodanig te restaureren, dat het weer
opnieuw als theater kan gebruikt worden.
Diskussie: geen bad guy
Zijn genoemde sprekers wel duidelijk ge
weest? Hun betoog was bij vlagen briljant,
maar nogal abstrakt. Hetgeen tot veel mis
verstand moet hebben geleid, dat blijkt
wel uit de diskussie. De sprekers hebben
gepleit voor een mentaliteitsverandering.
Maar is de planning in de stedebouw niet
al volstrekt gepredestineerd en gedeter
mineerd door bijvoorbeeld het draaien
van een landingsbaan op Zestienhoven, of
de komst van de Train a Grande Vitesse?
vraagt iemand tijdens de diskussie. Prof
Taverne aarzelt niet: er is geen good guy
en geen bad guy, zegt hij. Al 150 jaar krijgt
Rijkswaterstaat de schuld van allerlei ram
pen toegeschoven. Op deze manier is er
geen enkele mogelijkheid tot overeen
stemming te komen. Ophouden met zulke
vragen. Zijn suggestie is slechts: begin aan
een veel meer risikovolle onderneming: 'Ik
pleit er niet voor om datgene wat aan de
horizon verschijnt nooit meer te verande
ren. Je kunt keurig rechts blijven rijden,
misschien is het wel beter om links om te
gaan.' Taverne later in de diskussie: 'Het
gaat er niet in de eerste plaats om hoe je
links en rechts monumenten kunt ontwij
ken. Ik hou niet van kunstmatig in stand
houden, we moeten het verleden opnemen
in ons denken hoe Nederland er uit moet
zien.'
Rapport MIP
Het Monumenten Inventarisatie Project, de
uitgebreide inventarisatie van 'jonge'
bouwkunst (vanaf 1850), komt ook van
daag in Rotterdam weer aan de orde. En
wel in de vorm van een rapport. Stede-
bouwkundige Ontwikkelingen 1850-1940
heet het. Het zal richting geven aan het
MIP en het is deels ook naar deze inventa
risatie toegeschreven. Het rapport is ge
schreven door medewerkers van de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg, zij het 'in
nauwe samenwerking met prof dr E. R. M.
Taverne en drs A. van der Woud', vandaag
aanwezig als spreker resp. voorzitter.
Het verschijnsel rolluik. In haar
tijdschrift vraagt dê Vereniging
Heemschut hiervoor aandacht
,2e zijn in de binnensteden in op-
marsr schrijft j. Schilstra, oud
bestuurslid en voorzitter van de
Vereniging 'Oud Alkmaar", in een
ingezonden brief. „Na sluitingstijd
en op zon- en feestdagen krijgt de
gezellige binnenstad steeds meer
een doodse, zelfs sinistere sfeer van
verlatenheid."
Uit Het Parool van ö/^SS.
Rolluiken op retour
Onze in 1985 reeds gestarte actie tegen ont
sierende rolluiken begint nu echt goed door te
zetten. Vond de actie vorig jaar reeds weer
klank in Alkmaar en Maastricht, vorige maand
volgden resp. Amersfoort, Den Haag en Am
sterdam. In al deze steden is het inzicht gerijpt,
dat ondoorzichtige rolluiken niet alleen erg le
lijk zijn maar bovendien in plaats van criminali
teit te bestrijden deze juist opwekken. Den
Haag wil nu eenvoudigweg dichte rolluiken ver
bieden. Alleen winkeliers, die ooit een vergun
ning hebben gekregen, mogen gedurende de
looptijd daarvan nog de oude luiken houden.
Daarna zullen ze moeten overstappen op door
zichtige. Amsterdam vindt zo'n verbod zinloos.
Deze stad probeert een fraaier straatbeeld te
bereiken door subsidie te gaan geven aan win
keliers, die hun dichte luiken willen vervangen
door een open inbraakwering. Een verheugen
de ontwikkeling.
Heemschut, juli/augustus 1987 11