Van Drentse
boerenerven ging al
veel verloren
12
H.W. DE VROOME
Drenthe bezit geen spectaculaire monumenten, het is de provincie van de eenvoudige,
landelijke bouwkunst maar die bepaalt nog steeds mede het karakteristieke beeld van het
landschap.
De variatie in de boerderijtypen en de situering van de gebouwen zijn een gevolg van de
ontginningsmethodiek die bij de occupatie van dat landschap werd toegepast en de daarop
afgestemde bedrijfsvoering
Boerderij en erf waren vroeger één harmonisch geheel, gebaseerd op eenvoud en doelmatig
heid. En daar ontbreekt tegenwoordig nogal wat aan; niet slechts de boerderijen moeten ons
een zorg zijn, ook voor de erven geldt dat.
Zware eikenbeplantiiitg bepaalt het beeld van deze boerderijen in Eursinge bij Havelte
(Foto F. Hamminga, Stichting 'Het Drentse Landschap')
DE ESDORPEN
Het vroegst bewoonde gebied van Drenthe is
het zgn. Drentse plateau, de hooggelegen
zandgronden waarop het esdorpenlandschap
zich heeft ontwikkeld, op een aantal plaatsen
nog steeds met de duidelijkste voorbeelden
van geheel ons land. Tot aan het begin van
deze eeuw was de bebouwing nog vrijwel
geheel geconcentreerd in de dorpen. Door de
schijnbaar willekeurige ligging van de boer
derijen vertoont de erfindeling hier de mees
te variatie.
De gemeenschappelijke ruimten van de brin
ken, overwegend met eiken beplant, zorg
den er met hun erfbeplantingen voor dat de
dorpen door hun hoog opgaand geboomte
reeds van verre zichtbaar waren. Of, om met
Harm Tiesing, die de landbouw en het
volksleven in Oostelijk Drenthe in de vorige
eeuw heeft beschreven, te spreken 'de dor
pen en gehuchten met hun geboomte lagen
in de heide als schepen in de zee'.
DE BEPLANTING OP HET ERF
De eik is vanouds in de zanddorpen de domi
nante boom, geplant op de erfscheiding en
ook wel op overhoeken, de zgn. huisbrink-
jes. Ook de linde is een veel gebruikte
boom, als solitair of als lei- en knotbomen
die vóór het woonhuis staan of dat omlijsten.
Als haag werd de meidoom gebruikt - de
benaming hagedoom zegt het al - en op be
perkte schaal de hulst. Later werd ook de
groene beuk toegepast.
Langs de wegzijde treffen we ook wel hou
ten afscheidingen aan, 2 of 3 rechte planken
met vierkante palen en een diamantkop, of
hekwerk met verticaal geplaatste latten, het
geheel wit geschilderd.
Maar veelal ontbreken ook die afscheidingen
en gaat het erf over in de aangrenzende ber
men of brinkruimten.
Ook bij de reconstructie van de erven vraagt
elk erf weer een andere oplossing waarbij de
historisch gegroeide situatie altijd een goed
uitgangspunt is. Op geen erf ontbraken ook
de hoog- en halfstam vruchtbomen, ver
spreid over het erf of als appelhof, waar ook
peren - vooral stoofperen - en pruimen hun
plaats vonden.
Veel van die oude, bijna verdwenen fruitras-
sen, zijn gelukkig hier en daar weer verkrijg
baar, mede dank zij het werk van de Neder
landse Stichting Fruitrassen. Ook hier gaat
het om een oud cultuurbezit, waarbij deze
vruchtbomen landschappelijk een aanwinst
zijn door hüh karakteristieke vormen.
De bloementuin grensde meestal aan de
moestuin en vormde daar dan één geheel
mee. De tuin was eenvoudig van opzet en
moest niet te veel onderhoud vragen. De
planten stonden op bedden of in een groter
vak door elkaar heen, met looppaadjes ver
bonden. Die eenvoud van zo'n bloementuin,
waar de planten nog als individu tot hun
recht kwamen, is verdwenen. De niet pas
sende bloemenborders hebben hun plaats in
genomen terwijl de tuinwedstrijden voor een
verdere afbraak hebben gezorgd. Het streven
is daarbij om door een kortstondig effect in
de prijzen te vallen. Letterlijk staan de regi
menten eenjarige zaaibloemen, de agera-
tums, afrikanen, salvia's en wat dies meer
zij in de schijnwerpers.
Wij zouden willen pleiten voor het terug
brengen van die gezellige bloemtuintjes met
pekanjer, kaasjeskruiden, prikneus en judas
penning. En de akelei (maar dan wel de
blauwe), de gele kleinbloemige primula's,
de heerlijk geurende damast bloemen en het
aloude moederkruid.
En natuurlijk de geheimzinnige vinger
hoedskruiden, de stokrozen en de blauwe
herfstasters. Om maar een keuze uit het be
schikbare sortiment te maken.
Ook bij de sierheesters gaat het om oude,
beproefde soorten, zoals de gewone blauwe
sering, de boerenjasmijn, het theeboompje
(Spiraea salicifolia) en de hortensia, in roze
rood en blauw. En, als vrijgroeiende struik
of in bolvorm geknipt, het palmboompje.
DE ERFVERHARDING
De werkruimten rond boerderij en toegangen
waren bestraat met veldkeien. Voor de
pompstraat in de boerderij werden gladde,
rode bakstenen gebruikt, platgelegd in half-
steensverband: gemakkelijk schoon te ma
ken en goed beloopbaar wat vaak ook het
geval was voor het pad naar de stookhut, het
bijgebouwtje waar de varkenspot werd ge
kookt.
Toen wegverharding meer algemeen werd
vonden de zgn. paardeklinkers toepassing,
óók voor erfverharding, een klein formaat
kleurrijke klinker in tinten van grijs, grijs
blauw, geel en rood, op de kant gelegd in
halfsteensverband.
Ook voor hedendaagse bestratingen op onze
erven behoeven we geen gebruik van gewas
sen grinttegels en betontegels of -stenen te
maken, die gladde rode baksteen is nog
steeds verkrijgbaar evenals dat oude type
klinker in het zgn. IJsselformaat in genuan
ceerde tinten.
En ook van onze veldkeien kunnen we nog
gebruik maken. Bij een aantal boeren zijn ze
te koop en we kunnen ze ook in het veld
verzamelen, wel met toestemming van de
eigenaar.
DE MOES- EN SIERTUIN
Nog steeds wordt de goede moestuin geken
merkt door de regelmatige en functionele
bedden die al de basisvorm waren voor de
tuinaanleg bij de kloosters en de kastelen in
de Middeleeuwen.