't Kamhuisje te Demen 214 ln Demen, een oeverwaldorpje aan de Maas ten noordoosten van Oss, vlakbij het stadje Ravenstein, staat naast een 18e eeuwse boerderij een vreemd achthoekig bouwsel- tje. Het lijkt zo op het eerste gezicht een hooiberg of een restant van wat eens een molen was. Het is een oud karnhuisje, een voor Brabant wat vreemd aandoend ge bouwtje. Evenals bij de boerderij, een T- huistype met middenlangsdeel, is ook bij het karnhuisje duidelijk sprake van Gelderse in vloed. Een karninrichting in een apart bij gebouw is voor Brabant ongewoon. Het rundvee op de boerderij werd hier voorna melijk gehouden voor de mest en pas op de tweede plaats voor de melkopbrengst. De keuze van de Provinciale Commissie om dit 'monumentje' te adopteren is dus niet iets wat men typisch Brabants zou noemen. In dat verband denkt men eerder aan een weg kapelletje, een beugelbaan, een schutsboom of dorpspompHet feit echter dat het hier nog gaat om een karakteristiek gebouwen complex uit de Maasstreek, bestaande uit boerderij, bakhuisje, langsdeelschuur en karnhuis, dit alles aantrekkelijk gelegen te genover het neo-gotische kerkje in de kleine dorpskern, mag deze keuze rechtvaardigen. Het kamhuisje is op het laatste nippertje behouden gebleven. De eigenaar-agrariër was zo vriendelijk een moderne ligboxen- stal een tiental meters verder te situeren. Anders dan bij vele Brabantse boerderijen, waar karakteristieke bijgebouwtjes onder de modemiseringsdrang het veld moesten rui men, kon dit opstandje gespaard blijven. Gelukkig, tesamen met bakhuis en schuur geeft het charme aan het boerenerf. Moder nisering met piëteit voor het oude komt men helaas te weinig tegen. Mede in het kader van de onlangs in het leven geroepen Boer derijenstichting Noord-Brabant, die o.a. agrariërs meer bewust wil maken van de eigenheid en aantrekkelijkheid van de typi sche verschijningsvorm van de boerderij in het Brabantse landschap, heeft de Provinci ale Commissie gemeend deze mentaliteits verandering te moeten stimuleren. Het pro ject heeft tevens een educatieve kant. De historische lijn blijft, indien het oude ge spaard wordt, immers zichtbaar. Hoewel kamhuisje en ligboxenstal elkaar qua uiter lijk moeilijk verdragen, vullen ze elkaar wel aan. De evolutie in het agrarische bedrijf van kleinschalige huisnijverheid naar groot schalige melkproduktie blijft voor het na geslacht tastbaar. Aangezien bij oude boe- rengebouwtjes vorm en funktie nauw met elkaar samenhangen, zullen we ons voor JOS BERTENS een verdere beschouwing eerst moeten ver diepen in het karnproces. KARNEN Ten behoeve van de boterbereiding werd vrijwel op elke boerderij gekamd. Op kleine bedrijfjes voor eigen gebruik, op grotere voor de verkoop. Reeds op schilderijen van Pieter Bruèghel de Oude vindt men de karn ton afgebeeld. Kamen is de gestadige roe ring van de melk waardoor de boterdelen zich afscheiden van de melkdelen en samen- klonten tot kernen of korrels. Deze kernen kan men van de overblijvende melkdelen afscheppen en zo verkrijgt men uiteindelijk een boterkluit. De eenvoudigste en oudste vorm om dit proces op gang te brengen was de stootkarn. Een houten stok met onderaan een ronde schijf met gaten werd in een ton, waarin zich zure room bevond, heftig op en neer bewogen. Dit was zwaar en langdurig werk. Hoe hoger de melkproduktie, hoe groter de karnton was en hoe zwaarder het werk. Geen wonder dat men allerlei kon- strukties bedacht om dit werk te verlichten. Zo maakte men gebruik van een hefboom, pompkam, of van een buigzame lat, wip- kam. Soms moest men treden op een plank, treekam, of maakte men gebmik van een handle, draaikam. Er werd zelfs gewerkt met raderen en gewichten, raderkam. Men liet in plaats van de stok de ton bewegen, tuimelkarn. Al deze konstrukties vereisten weinig ruimte en zij werden dan ook aange bracht op de plaats waar normaal gekarnd werd: de woonkeuken, spoelkeuken, melk- hok, voorstal of bakhuis. Anders werd het wanneer gebmik werd ge maakt van hond of paard. Een hondekam kwam in Brabant veel voor. Tegen de gevel van de stal werd een tredmolen aange bracht, waarin de hond liep (zie tek.). Via overbrenging werd de karnpols (karnstok) in het kamvertrek in beweging gebracht. Vaak stond deze tredmolen in een apart ge bouwtje tegen de buitengevel of onder een afdak. Elke boer had zijn eigen manier om de hond aan het lopen te houdenAlleen op grote boerderijen werd gebmik gemaakt van de paardekam. In Brabant kwam dat voor in de weidestreken langs de Maas, bij boerde rijen behorende tot een kasteel, in West- Brabant, bij grote boerderijen verspreid over de provincie. Een paardekam was een rosmolen die enkel door een paard werd

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 26