k
m
:jmmm
mm:
W
uit de volgende aanwijzingen. Het meest
oostelijke veengebied van Giethoorn was in
1550 nog ongerept terrein, waar de grenzen
met de naburige nederzettingen, te weten
Zuidveen, Wanneperveen en Kolderveen
(Zuidwest-Drenthe) nog steeds niet vastge
steld waren. Omdat de venen in deze periode
steeds belangrijker werden, ten gevolge van
de opkomende turfgraverijwenste men ook
de grensscheidingen tussen de verschillende
dorpsgebieden definitief vast te leggen. Dit
vond plaats in de jaren zestig van de zes
tiende eeuw, toen ter gelegenheid hiervan
een kaart (vgl. fig. 2) werd vervaardigd.
In de tweede plaats groeide de bevolking te
Giethoorn in sterke mate. Door de economi
sche opleving kwam er een immigratiegolf
op gang. Veel doopsgezinden trokken naar
plaatsen waar turf werd geproduceerd en
verhandeld, zoals in Giethoorn, Blokzijl en
Zuidveen. Opvallend is, dat het percentage
doopsgezinden in Giethoorn tot vandaag de
dag zeer hoog is, in tegenstelling tot bijvoor
beeld Zuidveen. Daar trokken velen weer
weg, toen de turfgraverij op z'n retour was.
Voor de nederzettingsstruktuur had deze op
leving verschillende gevolgen. Een aantal
kavelsloten werd verbreed tot grachten, zo
dat een vlotte afvoer van de turf via Blokzijl
naar de Zuiderzee en verder bewerkstelligd
kon worden. Met name de sloten op de gren
zen van de vier kluften, kleine bestuurlijke
eenheden waarin Giethoorn verdeeld was,
werden vergraven tot turfvaarten, zoals de
Comelisgracht en de Tijssengracht (zie fig.
3).
In het oostelijke veengebied werd aan het
einde van elke gracht een dwarswijk aange
legd. Naderhand werden deze dwarswijken
aaneengeschakeld tot de Dorpsgracht. Op
haar beurt werd ze verbonden met de Beu
kersgracht in Wanneperveen, die in het
Meppelerdiep uitkwam. Zo kon via deze
route de turf op doelmatiger wijze naar
Zwartsluis worden uitgevoerd. De bajonet
sluitingen tussen deze dwarswijken herinne
ren aan de aaneensluiting van de Dorps
gracht. Heel fraai is dit nog te zien in het
Zuideinde tussen de Zuidergracht en de Cor-
nelisgracht (vgl. fig. 3). Ten oosten van de
Dorpsgracht werd bovendien een tweede ge
neratie dwarswijken gegraven om de turf uit
dat gebied te kunnen exploiteren. Later zou
in dat gebied de Bovenwiede ontstaan, één
van de veenmeren die Noordwest-Overijssel
zo bekend maakten.
De geschiktste woonlokatie voor de turfgra
vers is natuurlijk in de onmiddellijke nabij
heid van een waterweg. Het verkeer te water
nam de overhand. De Dorpsgracht trok de
meeste bewoners aan. Behalve immigranten
ging ook de gevestigde bevolking er steeds
meer toe over een woning aan de Dorps
gracht te bouwen en de woonstee aan de
Giethoomse weg te verlaten. De nieuwe be
woning werd daarbij ingepast in de bestaan
de opstrekkende verkaveling. Aan de
Giethoomse Dorpsgracht onstonden drie
buurten: het Zuideinde, de Middenbuurt en
het Noordeinde. Een opvallend verschil met
de oude nederzetting aan de Giethoomse
Weg was de veel dichtere bebouwing aan
beide zijden van de gracht. De binding van
de gezeten bevolking met de opstrekkende
erven was minder vanzelfsprekend gewor
den. Hun kerken bouwden de Doopsgezin
den aan de gracht, terwijl de oude middel
eeuwse kerk achterbleef aan de Giethoomse
Weg.
202
tlant Vollenhoe
Zuden
Wanneperveene
die olde hoeven vann Nyeveene ende Colderveene
MeppelderAe
s©l =3ru
Nyeveene A
kW
die nye hoeven op Nyeveene end Colderveene
Giethom
die Stowe vann Nyeveene Streckende beszanGie
die Stowe uuth Onnyngher Meer
Onnynghe Mee
Onna
Steenwyck
Norden
Giethoorn en omgeving omstreeks 1550. Rechtsboven op de kaart Giethoorn. Het gebied ten oosten van
het dorp was toentertijd nog een ongerept veengebied, aangeduid met 'noch veene'
Schilderachtig plaatje van Binnenpad 21 in
Giethoorn. (Foto J. A. Lensink)