De ontwikkeling van
het waterstreekdorp
Giethoorn
<2>
201
DRS. JOCHEM KROES EN DR. EVERHARD JANS
Veel Nederlanders kennen Giethoorn vooral via de humoristische rolprent 'Fanfare' van
cineast Haanstra, waarin deze waterrijke nederzetting de achtergrond vormde van komische
verwikkelingen. Wonen aan het water is kennelijk aantrekkelijk voor velen. Uiteraard staat
vooral de recreatieve functie hiervan op de voorgrond. In het verleden vormden de rivieren
en kanalen de belangrijkste verkeersadersTe denken valt hierbij aan de belangrijkste
funktie van de trekvaarten in Laag-Nederland tussen 1600 en 1800. De verkeersfunktie van
de beschikbare wegen was dermate belangrijk in sommige nederzettingen, dat men dicht aan
het water ging wonen. De verbindingen over land speelden een ondergeschikte rol.
Dit was bijvoorbeeld het geval in verschil
lende turfgraversdorpen, waar het turfver-
voer te water een centrale plaats innam. De
ze waterstreek- of waterwegdorpen vond
men in het verleden onder meer in de Friese
en Noordwestoverijsselse veengebieden, te
Veenendaal en hier en daar in de buurt van
Hazerswoude. Ook in het buitenland
(Spreewald bij Berlijn, waterstreekdorp Ma-
rans bij La Rochelle (Zuidwest-Frankrijk)
waren ze bekend.
Een opmerkelijke concentratie van deze ne
derzettingsstructuur treft men nog steeds aan
in de Noordwesthoek van Overijssel. Daar
kwamen dergelijke turfgraversdorpen sinds
de zestiende eeuw tot ontwikkeling. Een
beeld van de ontwikkeling van de nederzet
tingen in dit gebied geven kaarten, die de
situatie tussen 1700 en het heden weerge
ven. In dat opzicht is de kaart van Overijssel
door Ten Have (enkele versies uit de acht
tiende eeuw) instructief, vergeleken met het
huidige landschapsbeeld. In deze laaggele
gen dorpen in het land van Vollenhove staan
de huizen op zogeheten 'huuspollen' direct
aan het water, waarbij sloten veelal als erf-
scheiding dienen. Deze 'huuspollen' zijn
met elkaar verbonden door middel van voet
paden en vonders (kleine bruggetjes) over de
sloten. Ook dagjesmensen komen in de ban
van de intieme schoonheid van deze turfgra
versnederzettingen.
Het is begrijpelijk dat deze dorpen volgens
moderne normen een gesloten indruk ma
ken. Typerend zijn ook de traditionele halle
huizen met dromedarisdaken, waar de oogst
vanaf de bodem opgetast wordt. Daarom
wordt deze boerderijvorm dan ook grondtas-
type genoemd. Zonder de gelukkig nog har
monische bebouwing zou dit fraaie beeld de
finitief verstoord zijn.
Interessant is verder de late invloed van
Friese uileborden na 1850 in deze omge
ving. In deze eeuw werd gepoogd de weg
verbindingen naar deze nederzettingen te
verbeteren. Het laatste dorp dat op deze wij
ze uit z'n isolement 'verlost' werd was Ka-
lenberg, dat in 1959 een wegverbinding
kreeg. De meeste waterstreek- of waterweg
dorpen bleven vrij klein, zoals bovenge
noemde nederzetting Kalenberg, maar ook:
Wetering, Nederland, Dwarsgracht en Belt-
Schutsloot. Een uitzondering is Giethoorn,
dat als waterstreekdorp een wat grotere op
pervlakte kent. De bewoningsas langs het
water is circa 5 kilometer lang. Bovendien is
de bevolkingsomvang altijd groter geweest
dan in vergelijkbare dorpen als Wetering.
Het had blijkbaar een centrale functie.
Een ander opvallend verschijnsel in
Giethoorn is de grote ruimtelijke dynamiek
die hier in de zeventiende en achttiende
eeuw binnen een reeds aanwezig nederzet
tingsareaal heeft plaatsgevonden. Het
zwaartepunt van de menselijke bebouwing
werd verplaatst van een hoofdweg naar een
grachtenas. In dit artikel wordt vooral inge
gaan op de nederzettingsontwikkeling in
Giethoorn als voorbeeld van de groei van
een waterstreekdorp.
HET ONTSTAAN VAN GIETHOORN
Giethoorn is één van de twaalfde-eeuwse
veenontginningen in het Land van Vollenho
ve, die in de middeleeuwen onder het
landsheerlijk gezag Van de bisschop van
Utrecht ressorteerde. Op de grenzen van de
kavels werden sloten gegraven om het over
tollige water op het Giethoornse Meer te
doen lozen. Het recht van opstrek dicteerde
het verlengen van de kavelstroken. Hierbij
hadden de kolonisten het recht hun kavels
onbeperkt te verlengen, totdat ze een naburi
ge nederzetting hadden bereikt. Het toepas
sen van dit recht was noodzakelijk, omdat er
in dit veengebied bodemdaling optrad. Dit
geschiedde ook als gevolg van bewerking
van de grond. De bewoning verschoof mee
in oostelijke richting.
De traditionele huizen waren (en zijn, in
hoofdzaak) driebeukige typen (bedrijfsge-
deelte) met ankerbalkgebinten, grotendeels
met planken bekleed, zodat verplaatsing
minder bezwaarlijk was dan in het geval van
stenen gebouwen. Zo geschiedde het, dat in
het herfsttij der middeleeuwen het grootste
deel van de bevolking aan de Giethoornse
Weg, een dijk in het oosten van het dorpsge-
bied woonde. De laatste diende oorspronke
lijk als leidijk ter bescherming van het toe
stromende water uit het hoger gelegen ooste
lijke veengebied (zie fig. I). Langs deze dijk
werd de kerk gebouwd, die in de middeleeu
wen van hout geweest zal zijn. Ze werd in
1645 in steen herbouwd.
STEENWUK,
Ni|0
Vcenc dijk
VOLLENHOVE
Giethoorn omstreeks 1550
Het nederzettingstype van Giethoorn is dat
van een streekdorp. De huizen aan de dijk
waren vrij ruim' gesitueerd en stonden in
principe elk op een afzonderlijk strookvor-
mig kavel. De genoemde opstrekkende ver
kaveling was omstreeks 1500 nog niet ge
heel voltooid. In het oosten waren nog
maagdelijke venen, waarin de opstrek nog
plaats diende te hebben. De uiteindelijke
lengte van de opstrek tussen het Giethoornse
Meer en de dorpsgebieden van Wanneper-
veen en Zuidveen zou ca. 9 kilometer bedra
gen. De kaart (figuur 2) laat de toestand zien
vóór de grote veranderingen, die na 1550
zouden plaatsvinden.
VAN STREEKDORP TOT
WATERSTREEKDORP
Aan het einde van de vijftiende eeuw was er
al sprake van turfwinning op wat grotere
schaal, waarbij Hollanders en Friezen be
trokken waren. Maar vooral in de tweede
helft van de zestiende en de zeventiende
eeuw nam de vervening een hoge vlucht,
met name als gevolg van een toenemende
vraag naar brandstof vanuit de Hollandse
steden. De toename van het belang van het
Giethoornse veen voor de turfgraverij blijkt
Giethoorn omstreeks 1650
ZWARTSLUIS Ij