m
ïm»
151
8. Opeenvolging van beschoeiingen ten noorden van de Waterstraat. De helling van de oever tussen de
twee opvolgende beschoeiingen is afgedekt met een donkere vulling. (Foto: Gemeentelijke Fotodienst
Utrecht)
een van de oudste straatnamen in Utrecht
ontdekt.
Door zijn ligging in een rivierengebied be
schikte Utrecht over veel klei. Die van de
Vecht was bijzonder geschikt voor het ver
vaardigen van aardewerk. Het is dan ook
langs deze rivier of langs kanalisaties daar
van dat men vanaf de late 13e en vroege 14e
eeuw ceramische bedrijven aantreft. Zij ver
vaardigden daktegels, vloertegels en aarde
werken gebruiksvoorwerpen. Omdat in die
zelfde tijd de bevolking van Utrecht in aan
tal en in welvaart toeneemt, is er veel vraag
naar bouwmaterialen en naar huisraad.
Ovens voor het bakken van aardewerk zijn
brandgevaarlijk en zij werden dan ook
meestal niet binnen de ommuring van de
steden geduld. De oudste Utrechtse bedrij
ven lagen onmiddellijk ten noorden van de
stad, in een gebied dat in de 14e eeuw de
Bemuurde Weerd ging heten. In die tijd
heeft men muren ter weerszijden van een
bochtafsnijding van de Vecht gebouwd om
dit industriegebied enigszins te beschermen.
Bij opgravingen in de Bemuurde Weerd zijn
de resten van vijf ovens teruggevonden, drie
waren van tegelovens, twee van pottenbak
kersovens. Daarnaast werden talloze kuilen
9. Kookpotten die in de 14e eeuw in Utrecht gefabriceerd werden. Vondsten uit de pottebakkerijen in
de Bemuurde Weerd. (Foto: Gemeentelijke Fotodienst Utrecht)
Vijf jaar later werd dit probleem opgelost.
Bij opgravingen ten noorden van de Jacobi-
kerk kwamen weer, maar nu op grotere
schaal, 12e-eeuwse beschoeiingen tevoor
schijn (foto 8). Ditmaal lagen ze echter aan
een binnenbocht van de Vecht, waar die
rivier aanslibde in plaats van uitschuurde.
Om diep water bij de beschoeiingen te hou
den, werd de aanslibbing niet weggebag-
gerd, maar bij de percelen getrokken door
een nieuwe beschoeiing in het ondiepe wa
ter te maken en die van het land af aan te
vullen met mest en vuile grond. Daar iedere
eigenaar dat kennelijk individueel, op eigen
manier en op eigen tijd deed, ontstond een
onregelmatig waterfront, bestaande uit meer
of minder ver in het water uitstekende 'land-
hoofden', die in verschillende technieken
uitgevoerd waren.
Nog altijd leek de zuidoever van de rivier
wel erg ver binnen het stadsgebied te lig
gen. De verklaring van dat feit bleek te
schuilen in een ramp (of in rampen) die in
de late 12e eeuw plaats vond. Een (aantal?)
overstroming(en), waarvan die uit 1173
schriftelijk bekend is, heeft de zuidelijke
oever van de rivier tientallen meters naar het
noorden verlegd door het afzetten van een
enorm zandpakket. In dat pakket kwamen
uitsluitend scherven van aardewerk uit de
late 12e eeuw voor, zodat de afzetting in
een vrij korte periode in die tijd moet heb
ben plaats gevonden. Dat de waterstand
toen soms zeer hoog geweest is, blijkt uit
het feit dat er zandafzetting over de be
schoeiingen heen is waargenomen.
Hierna is dit stuk van de rivier kennelijk zijn
economische betekenis kwijtgeraakt, want
aan het eind van de aanslibbing worden
geen nieuwe beschoeiingen aangelegd. Eem
aarden wal en later een bakstenen stadsmuur
sluiten de toegang tot het water vanuit de
stad af: de rivier is tot stadsbuitengracht
geworden. Het enige wat nog aan de 12-
eeuwse situatie herinnert, zijn de perceels-
grenzen aan de noordzijde van de Water
straat, die nog op precies dezelfde plaats
liggen (of lagen) als die van de 12-eeuwse
voorgangers. Ook de naam Waterstraat
kreeg zijn verklaring: in de 12e-eeuw lag
die straat inderdaad vlak bij het water van
de Vecht. Omdat hij dat na de late 12e eeuw
niet meer doet, moet die naam van voor die
tijd dateren. Daarmee is dan, en passant,
aangetroffen waarin duizenden misbakken
produkten waren gestort.
KOOKPOTTEN
De pottenbakkers maakten hoofdzakelijk
verschillende soorten kookpotten (foto 9),
koekepannen en grote kannen. De tegelbak
kers fabriceerden platte, rechthoekige dak
tegels die met een nokje aan de panlatten
gehangen werden. Nog in 1947 bezat