Oudaen, een Utrechts
stadskasteel
143
A. F. E. KIPP
Het huis Oudaen geldt als het best en het duidelijkst bewaard gebleven middeleeuwse
stadskasteel in Utrecht, een huistype van relatief opvallend grote schaal, waarvan er in
deze stad enkele tientallen zijn geweest. Zij lagen verspreid temidden van de normale,
aanvankelijk grotendeels houten, stedelijke bebouwing, met een concentratie langs de Oude
Gracht en met name in de bocht daarvan
wekkende kapruimte.
In verband met de beperkte bewoonbaarheid
van dit forse huis, stond er vanouds een
zijhuis van normale verhoudingen naast;
een gebruikelijk verschijnsel bij dit huisty
pe. De stookplaats hiervan was opgenomen
in de noordmuur van het hoofdhuis, en het
lag een eind van de straat achter een grote
binnenplaats. Op deze binnenplaats werd
reeds vroeg aan de straatzijde een beschei
den voorhuis bijgebouwd.
1504 - (afb. 5,2 en 6,2) Omstreeks 1504
(eveneens op grond van een dendrochrono-
logische datering) moet het huis grondig
1. De bocht van de Oudegracht ca. 1650. Een impressie uit een schetsboek van Jan van Goyen. Het
huis Fresenburg (links) en het huis Oudaen (rechts) torenen boven de gangbare bebouwing uit. (Foto:
Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht naar een origineel uit het Museum Boymans-Van Beuningen
Rotterdam.)
Een goed beeld van deze typische tweescha-
ligheid geeft een van omstreeks 1650 date
rende tekening van Jan van Goyen van de
bocht van de Oude Gracht (afb. 1).
Dat de hoofdvorm van dit huis in zo belang
rijke mate zo goed zijn karakter heeft be
waard (afb. 2), is mede te danken aan het
feit dat het door zijn aard en omvang in feite
veel 'statischer' is dan normale woonhui
zen, die vaak sterker aan ingrijpende wijzi
gingen onderhevig zijn, zodat hun bouwge
schiedenis dikwijls een veel complexer
beeld vertoont. Desalniettemin heeft ook
Oudaen de nodige veranderingen ondergaan
(afb. 3). Dit stripverhaal is bedoeld om een
beeld te geven van de evolutie (afb. 4, 5, 6)
van dit opvallende huis, dat altijd sterk tot
de verbeelding heeft gesproken, maar waar
van tot voor kort betrekkelijk weinig bekend
was.
Het verhaal is het resultaat van het bouwhis
torisch onderzoek, dat werd uitgevoerd ter
voorbereiding van de restauratie die per 1
september 1986 wordt afgesloten, en dat
ook tijdens de uitvoering nog vele waarde
volle gegevens aan het licht bracht.
1276 - (afb. 5,1 en 6,1) Het hoofdgebouw
van het huidige Oudaen werd gebouwd voor
de familie Zoudenbalch, en wel in of kort na
1276, zoals onlangs door dendrochronolo-
gisch onderzoek kon worden vastgesteld.
Opzet en omvang waren vrijwel dezelfde als
thans, maar het huis had een ander 'ge
zicht'. De voorgevel vormde een fors recht
hoekig front met spitsboogvormige venster
nissen in vier traveeën, waarvan de linker
travee in verband met de daarachter schuil
gaande traptoren blind was, op een aantal
schijnbaar willekeurig geplaatste kleine
luikopeningen na. De vensters bestonden
kennelijk uit telekens twee hoge luikopenin
gen per nis, met daarboven slechts kleine
lichtopeningen met glas. De derde verdie
ping had een alleen dubbele luikopeningen.
De gevel werd afgesloten door een reeks
kantelen van hoek tot hoek, waarachter een
weergang rond het hele gebouw liep. Ook
de kantelen liepen rondom door. De achter
gevel vertoonde op de tweede en derde ver
dieping de nog bestaande smalle luikope
ningen, waaruit het zolderkarakter van deze
bouwlagen duidelijk spreekt. Op begane
grond en eerste verdieping waren de oor
spronkelijke vesters wat kleiner dan de hui
dige, en vermoedelijk net als bij de voorge
vel van dubbele luikopeningen voorzien. De
zijmuren waren vanouds blind.
Binnen bestond het huis uit een aantal grote
ruimten boven elkaar, met enkelvoudige
dennen balklagen. Zij werden onderling
verbonden door de traptoren, die zijn oor
spronkelijke opzet tot op heden heeft be
waard (afb. 7). Boven een lage kelder be
vond zich op de begane grond een zeven
meter hoge zaal (voor woon- en representa
tiedoeleinden) met een vloer die een kleine
meter onder het huidige straatpeil lag. De
bijbehorende oorspronkelijke voordeur
drempel werd aan de straatzijde teruggevon
den. Een grote stookplaats in een diepe
muumis in het midden van de noordmuur
moest in de winter voor enige warmte zor
gen. Gezien zijn plaats lijkt deze haard be
doeld te zijn geweest voor de gehele bega-
negrondruimte. Toch schijnt er vanouds
reeds een tweede stookplaats geheel achter
in te zijn geweest. Bijzondere vermelding
verdient de nog bestaande uit de bouwtijd
daterende plee, die in de linker achterhoek
in de muurdikte is uitgespaard. Boven de
begane grond bevonden zich drie lagere ver
diepingen voor opslag, zonder stookplaat
sen, alsmede een grote zolder in de indruk-
zijn verbouwd. Om bekende redenen (bok-
ter, brand!) werd al het houtwerk van de
balklagen en van de kap vernieuwd volgens
nieuwe constructiemethoden, zonder daar
bij kapvorm of vloerpeilen te wijzigen.
(Van deze verbouwing dateren de huidige
moer- en kinderbalklagen). Verder werd het
huis aan de toenmalige woon- en gebruiks
normen aangepast, en werd het kasteelachti
ge karakter versterkt. Nadat reeds eerder de
achterkelder voorzien was van een hoog ste
nen gewelf, kreeg nu ook de voorkelder een
groot stenen geweld, maar minder hoog dan
achter. Daarbij werd de zaalvloer tot het
huidige peil omhooggebracht, aansluitend
op het inmiddels sterk gestegen straatpeil.
De daarachtergelegen opkamer werd door
een stenen muur van de zaal afgescheiden.
Ook op de verdieping werd aan de achterzij
de nu een woonkamer afgescheiden, hier
met een houten wand. Deze kreeg een nieu
we stookplaats, de andere schouwen werden
gemoderniseerd. De voorruimte op de ver
dieping bleef, evenals de andere verdiepin
gen, een zolderkarakter houden. In de voor
gevel en in de onderhelft van de achtergevel
werden de oude vensters door kruiskozijnen
vervangen.