Ons Lieve Heer op Solder en Jaap Leeuwenberg KELDER ONDERGING METAMOR FOSE 19 KOFFIEKAMER MAG NIET AANGETAST WORDEN Interieur van de Amsterdamse schuilkerk 'Onze Lieve Heer op Solder' aan de Oude Zijds Voorburgwal, genomen in 1975. Foto Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amsterdam. Dat in weerwil van de sloop van de Magda- lenakerk, de Willebrordus buiten de veste, de St. Bonifaciuskerk en het aan de ere dienst onttrekken van de Posthoorn en de Vondelkerk het schuilkerkje Ons Lieve Heer op Solder is blijven bestaan en nog maandelijks voor misvieringen wordt ge bruikt, mag een wonder heten. Want erger dan de beeldenbestormers van weleer, zijn de slopers van vandaag. Ging het de eersten om een zuivering van het geloof, de tweeden zijn slechts uit op grof materieel gewin. Ruim drie eeuwen lang hebben de kerkgan gers van de oudste parochie van de stad op min of meer verborgen wijze hun trouw aan het Roomse geloof moeten bewaren. Vanaf de alteratie in 1578 waarbij hun oude - of St. Nicolaaskerk door het stadsbestuur aan de gereformeerden werden toegewezen tot de inwijding van haar fiere opvolger aan de Prins Hendrikkade in 1887, heeft hun ge loofsgemeenschap een onderduikend en zwervend bestaan geleid, aanvankelijk on der druk van zware placaeten, later ooglui kend toegestaan en tenslotte getolereerd. Dat maakte het mogelijk van af 1663 weer vaste voet te verwerven in een huis 't Haan tje, aan de O.Z. Voorburgwal 40, dat reeds bij de bouw tot schuilkerk werd ingericht. Dit kleine kerkje, met zijn twee galerijen, zijn barok altaar en zijn met de voet aange blazen orgeltje, heeft de eeuwen doorstaan en is nu een gezochte bezienwaardigheid voor stadgenoot en toerist. Het is dan ook niet alleen om zijn oorsprong en zijn kerkelijke uitmonstering maar ook om zijn rijke bezit aan schilderijen, beelden en meubelen - verspreid over verschillende vertrekken op de bel-etage en de verdieping met talloze insteken en niveau verschillen - een museum in zakformaat, waarin de uitin gen van burgelijke en religieuze cultuur hand in hand gaan. Toch, lange tijd heeft dit museum een kwij nend bestaan geleid tot dat kort na de oorlog Jaap Leeuwenberg als conservator aantrad. Professioneel werkzaam in de Museumwe reld - hij behoorde tot de staf van het Rijks museum - maakte Leeuwenberg Ons Lieve Heer op Solder-Museum Amstelkring tot een geheel eigen onderneming. Daarbij was hij niet alleen de gedrevene die zorgde voor passende aankopen en restauratie's maar ook de waakhond tegen beschadigingen en brandgevaar. Nauwelijks kon hij dulden dat op de eerste zondag van de maand bij de misvieringen van de Amsterdamse katholie ke kunstenaars de altaarkaarsen werden ont stoken, in ieder geval was hij daarbij altijd persoonlijk aanwezig om te kunnen ingrij pen bij mogelijk gevaar om daarna pas ge rust te zijn wanneer de kaarsendover weer zijn werk had gedaan. Het schuilkerkje werd in Leeuwenberg's tijd een gezocht milieu voor trouwplechtig heden en muziekuitvoeringen, maar miste tot dan een geschikte koffiekamer. Ook de katholieke kunstenaars bleven graag wat bijeen na hun vieringen, maar dat leidde tot een splitsing van hun gezelschap. De altijd wat zorgvuldig gesoigneerde musici onder hen troffen elkaar in de 'sael', de in wat robuuster out-fit gestoken beeldende kun stenaars, daalden af naar de oude keuken in het souterrain. Leeuwenberg ging zinnen op een meer geëigende oplossing en dat zou een sluitstuk worden in zijn beleid. De on der het voorhuis gelegen vochtige en lage ke.lder wist hij door de architect Sier van Rhijn te doen metamorfoseren tot een klei nood van ruimtekunst, waar niets mee ver gelijkbaar is. Terwijl de oude muren en het balkenplafond intact werden gelaten ver toont de vloer een vrij spel van verticale cylinders in wisselende afstanden en hoog ten waardoor de architectonische ruimte in één vloeit met een plastisch fenomeen. Men kan zich daarbij wanen dan wel in een ver-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 23