232
Het 'nieuw Musis', 1985, met aan de achterzijde de aanbouw van architect P. Amsterdam. Hierin
werd een aantal multifunctionele zalen ondergebracht. Oud- en nieuwbouw worden hier op
harmonische wijze met elkaar verbonden. (Foto Willem-Jan Pantus).
bekappingen, die een wezenlijk bestanddeel
in het ontwerp van 1898 zijn, een armelijke
indruk maken. Het grafisch effect, vooral
bij de torens, van leisteen met lood op de
ribben, moest al vóór de aanvang van de
renovatie wijken voor doodse kunststoffen
shingles. De ijzeren vorstkammen verdwe
nen al eerder. De muren werden weliswaar
gereinigd, maar de stalen kozijnen uit de
jaren veertig met hun gewilde indeling
moesten blijven zitten. Dat geldt natuurlijk
ook als eigenlijk grootste bezwaar voor de
uitbouw van de Rotonde tegen de voorge
vel. De historiserende balustrade verzacht
wel enigszins -de overgang tussen oud en
nieuw, maar het voorgebouwde oppervlak
is zo omvangrijk, dat de voorgevel, op korte
afstand bezien, nauwelijks nog achter de
luifel tevoorschijn komt. Daardoor boet het
oude Musis zeer aan monumentaliteit in.
Evenwel, ook hier schijnt een concertge
bouw niet meer zonder de financiële onder
steuning van een goedlopend café-restau
rant geëxploiteerd te kunnen worden en dus
bleef de Rotonde staan
Zo duidelijk als de minimale restauratieaan-
pak van de buitenarchitectuur is, zo ondui
delijk is deze voor het historische interieur,
dat weinig meer dan de bekende concertzaal
(zonder omgangen zoals bij het grote voor
beeld in Leipzig, maar ook in Amsterdam
en Nijmegen) en twee zaaltjes in de vooruit
geschoven middenrisaliet omvat. De enige
echte ontdekking, die men gedurende de
werkzaamheden deed, was die van een acht
tal geornamenteerde gietijzeren zuiltjes in
de zogenaamde Jubileumzaal. Werd deze
zaal bouwkundig zo goed als in de oor
spronkelijke staat teruggebracht, nagelaten
werd ook de tevoorschijn gekomen gescha-
bloneerde plafonds in de oude staat te her
stellen, wat weinig meerkosten met zich
meegebracht, maar het negentiende-eeuwse
effect van de zaal, ondersteund door de
weer zichtbare zuilen, in hoge mate ver
sterkt zou hebben. Nu heeft men, uitgaande
van enkele hoofdmaten, het plafond en de
zuilen gepolychromeerd in grijze en rode
tinten, die op de nietsvermoedende bezoe
ker de indruk van authenticiteit zouden kun
nen maken. Daarmee hebben ze echter, hoe
fraai op elkaar afgestemd ook, niets van
doen.
POLYCHROMIE
Hetzelfde verwijt - een van ernstige aard,
immers, de nog zo gevoelige appreciatie
van negentiende-eeuwse architectuur kan er
nadelig door worden beïnvloed -, zou men
de vormgever van de concertzaal kunnen
maken. Al doet de zinsnede, die tot de veel
betekenende titel van dit artikel verheven is,
anders verwachten, toch keerden de uit een
door de Rijksdienst voor de Monumenten
zorg uitgevoerd kleurenonderzoek12 naar
voren gekomen donkere en zware okers
voor de wanden en het plafond, de gehoute
plinten en kozijnen en de gemarmerde zui
len niet in de 'gerestaureerde' concertzaal
terug. Dat geldt eveneens voor de rankenbe-
schildering van de zwikken tussen de lunet
ten, die men nog op oude foto's kan waar
nemen. Verreweg de belangwekkendste uit
komst van het onderzoek is de bevestiging
van wat een oude ingekleurde tekening
reeds deed vermoeden, dat op de rijk geor
namenteerde borstweringen van de balcons
een voor Nederland vrij zeldzame combina
tie van pastelkleurige polychromie met een
bladgouden achtergrond was toegepast. On
getwijfeld zou herstel van deze kennelijk in
1890 nog levende laatbarokke traditie de
zaal een bijzonder cachet gegeven hebben,
maar voor de niet onaanzienlijke meerkos
ten moet men zijn teruggeschrokken. Hier
wreekt zich overduidelijk het ontbreken van
een monumentenstatus voor Musis Sacrum.
Betreedt men nu de vernieuwde concert
zaal, dan ziet men behalve een meer dan
rijke vergulding een scala van lichte gele en
beige tinten, waarmee de architect getracht
heeft de structuur van het onoverzichtelijke
en grof gedetailleerde plafond te verduide
lijken. Het gemis van de polychromie op de
balcons meende hij te kunnen compenseren
door in plaats van slechts de achtergrond nu
ook het reliëf zelf te vergulden, zodat grote,
vetgouden vlakken ontstaan, die het stuc
werk teniet doen. Dit kwistig gebruik van
de goudpot zal in de onkundige beschouwer
zonder twijfel vage herinneringen aan de
grandeur van de dagen van weleer wakker
roepen, al kent hij die slechts uit tweede
rangs films over Lodewijk van Beieren en
'Sisi' van Oostenrijk, maar in feite kan de
zaal in de huidige uitmonstering niet meer
dan de valse schijn van authenticiteit op
wekken.
De oorspronkelijke kleuren werden terzijde
geschoven ofwel 'gebleekt', omdat zij niet
zouden overeenkomen met hedendaagse es
thetische normen. Wanneer men echter pre
tendeert te restaureren, zal men zijn eigen
esthetisch ideaal ondergeschikt moeten ma
ken aan dat van de tijd, waaruit het gebouw
stamt, dat men onderhanden heeft. Pas als
er een eenheid in kunstopvatting bestaat in
de architectuur van in- en exterieur, onder
steund door de oorspronkelijke polychro
mie, zal men een gebouw bij benadering zo
kunnen beleven als door de ontwerper
bedoeld.
Ook bouwkundig is deze zaal enigszins ver
anderd. Afgezien van enkele kleinere ingre
pen als de niet bijzonder gedurfde vervan
ging van de verlichting op de deels nog
oorspronkelijke armaturen en de ook al niet
gelukkige plaatsing van forse opbouwele-
menten voor de luchtcirculatie in de vakken
van het cassetteplafond beperkten de wijzi
gingen aan het interieur zich voornamelijk
tot het podium.
Het verwijderen van de al in eerdere instan
tie van haar stucdecoratie beroofde boog
boven de orkestschelp zou volgens adviezen
van TNO de acoustiek, vooral bij symfoni
sche muziek, ten goede komen.
Het is echter twijfelachtig, of de moderne
kunststoffen achterwand, die als klankkaat
ser fungeert, in esthetisch opzicht wel har
monieert met de allure van de zaal. Door het
uitbreken van de boog is de orkestnis nu tot
een aan de binnenarchitectuur wezens
vreemd rechthoekig 'gat' geworden, een be
zwaar dat visueel gemakkelijk opgevangen
had kunnen worden door de nu verdwenen
boog in een nieuwe maar passende achter
wand op te nemen. Gelukkig werden even
wel de nog recente grote kozijnen in een van
de wanden boven de balcons verwijderd,
maar de lunetten werden niet heropend, zo
dat de zaal nu geen daglicht kent. En mis
schien schuilde daarin wel het geheim van
de oude concertzaal
Kortgeleden, amper anderhalf jaar na de
officiële heropening van het vernieuwde
Musis Sacrum, namen de metselaars, tim
merlieden en schilders wederom bezit van
het gebouw. Ditmaal golden de werkzaam
heden nogmaals het café-restaurantgedeel
te, dat zopas geheel nieuw ingericht en
vormgegeven was. Naar ontwerp van ir.
Th. Tempelman was eind 1983 een verras
send gedetailleerde, zeer modem en helder