228
zelf gezien kan worden, biedt de directie
uitzicht op huurpenningen en omzet, die
voortvloeien uit recepties en partijen. Dat
door het transparante karakter van de foyer
de contacten van het Concertgebouw 'naar
buiten toe' verstevigd worden, zoals het in
formatieblad Preludium3 ons meldt, is daar
voor slechts een eufemisme.
AMBITIE
Ook voor de architect is een aanbouw aan
trekkelijker dan iedere andere, minder in het
oog springende oplossing. Om begrijpelijke
redenen zal een architect steeds zo duidelijk
mogelijk zijn eigen stempel op een project
willen drukken. Wanneer echter de restau
ratie van een historisch monument daarvan
deel uitmaakt, moet de marge voor eigen
toevoegingen gering zijn. Vooral als een
gebouw nog vrijwel in de oude toestand
bewaard gebleven is, valt er voor een ambi
tieus architect aan een zuiver restauratiepro
ject niet bijster veel publieke eer te behalen.
Gaat men echter uit van de filosofie, dat een
historisch gebouw alleen dan optimaal als
authentieke architectuur beleefd kan wor
den, wanneer men de oorspronkelijke toe
stand zoveel mogelijk probeert te bewaren
of te herstellen, dan zijn toevoegingen als
van De Bruijn, voorzover niet strikt noodza
kelijk - en dat is het geval met zijn peristyle
- uit den boze. Steeds minder zijn wij in
staat een oud gebouw zo te beleven, als, de
ontwerper het in het verleden bedoeld heeft.
Neogotische kerken, voorzover niet ge
sloopt, worden verbouwd tot winkelpassa
ges, stationsgebouwen tot kunstgalerieën en
kazemecomplexen tot wooneenheden voor
één- en tweepersoons huishoudens. Is de
sfeer, waarin de tijdgenoten in middel
eeuwse kerken en kastelen verwijlden, we
gens het gebrek aan gegevens nauwelijks
nog op betrouwbare en te verantwoorden
wijze te reconstrueren, bij de bouwkunst
van de negentiende eeuw ligt dat geheel
anders. Daar zijn er de uitvoerige bouwte
keningen, oude foto's, publicaties in vak
bladen én de omstandigheid, dat er onnoe
melijk veel méér aan gave bouwsubstantie
bewaard gebleven is. Ligt het dan niet voor
de hand en is het, vanuit materieel oogpunt
bezien, niet uitermate aantrekkelijk om juist
daar, waar bij een renovatie de oude functie
gehandhaafd blijft, de authentieke bele
vingswaarde te herstellen, als deze nog be
trekkelijk eenvoudig te reconstrueren is.
Het alternatief is slechts wéér een twintig-
ste-eeuwse film van eigentijdse smaak te
trekken over het reliëf van vroeger, dat
steeds meer dichtslibt, totdat het zijn uit
drukkingskracht geheel en al verloren zal
hebben.
Men zal zich in kringen van monumenten
zorg moeten realiseren, dat met een toegeef
lijke opstelling ten aanzien van verande
ringen aan de historische substantie een ge
vaarlijke stap gezet wordt. Immers, nog tot
in de jaren zestig beijverde men zich juist
voor het stijlzuiver houden van monumen
ten en schrok men er niet voor terug deze
van latere maar (kunst)historisch vaak even
waardevolle op- en aanbouwsels te ontdoen.
Gelukkig is het inmiddels algemeen aan
vaard om ook het historisch gegroeide, het
conglomeraat van stijlen uit verschillende
perioden te accepteren en zelfs te waarde
ren, maar voor de bescherming van archi
tectuur uit de negentiende en twintigste
eeuw wordt stijlzuiverheid nog steeds door
de Rijksdienst voor Monumentenzorg als
criterium gehanteerd. Is het dan wel ver
standig, zo kan men zich afvragen, een nog
zo goed als gaaf negentiende-eeuws monu
ment als het Concertgebouw vrij te geven
voor een experiment met een glazen
aanbouw?
WEZENSVREEMDE DWARSAS
Dat met deze ingreep een deel van de oude
belevingswaarde van dit kenmerkende voor
beeld van negentiende-eeuwse stedelijke re
presentatieve architectuur verloren dreigt te
gaan, signaleerden slechts weinigen. In de
dagbladpers4 concentreerden de argumenten
tegen de nieuwe zijvleugel zich rond het
bezwaar, dat een aanbouw een aantasting
van de nu nog vrijstaande zuidzijde van het
Concertgebouw betekent en dat de hoofdin
gang zijn natuurlijke functie zal verliezen.
Zowel in ideëel als in visueel opzicht doet
men met het verbouwingsplan het oorspron
kelijke ontwerp van Van Gendt te kort. Im
mers, de door de laatste bedachte beleving
door de bezoeker van de toegang tot het
gebouw en de looproute daarin zal door het
verwezenlijken van een nieuwe hoofdentree
ingrijpend gewijzigd worden. Lag deze
eerst geheel in overeenstemming met de
streng symmetrische opzet van het gebouw,
middenvóór in de lengteas van de Grote
Zaal, nu zal de muziekliefhebber gedwon
gen zijn het gebouw linksachter in de hoek
te betreden, waar hij uitkomt in de omgang
van de Grote Zaal. Door de nieuwe ingang
aan het Jan-Willem Brouwersplein krijgt het
Concertgebouw een dwarsas toebedeeld,
die wezensvreemd aan Van Gendts concep
tie is. In visueel opzicht zal de aanbouw nog
de meeste schade berokkenen aan het drie
kwart-aanzicht, dat men vanaf de hoek van
de Van Baerlestraat en het Jan-Willem
Brouwersplein kan genieten.
Maar dat is nog niet alles, wat men aan
argumenten tegen de glazen vleugel kan in
brengen. Het toepassen van glas bij uitbrei
ding van historische monumenten is niets
nieuws. Men zou zelfs kunnen stellen, dat
het een soort modeverschijnsel begint te
worden. Bij soortgelijke gebouwen als de
schouwburgen van Groningen in eigen land,
op kleine schaal, en van Göttingen in de
Bondsrepubliek Duitsland, op grote schaal,
heeft men recentelijk glas gebruikt om nieu
we ruimten te scheppen. Ook bij herbestem
ming van kerkgebouwen wordt veelvuldig
van glazen wanden gebruikt gemaakt, dan
echter in het interieur. De voorliefde voor
de bouwstof is meestal gebaseerd op de
overweging, dat het eigentijds is, maar
zich, juist door zijn transparantie, niet op
dringt en zich zelfs aanpast aan het histo
risch voorhandene, omdat - zo zegt men -
'het oude altijd zichtbaar blijft'. Men kan
echter daartegen inbrengen, dat de door
zichtigheid of zelfs onzichtbaarheid van
glas slechts bij overeenkomstige belichting
ontstaat, hetgeen bijna nooit voor alle wan
den tegelijk geldt. Glazen wanden zijn
slechts schijnbaar onzichtbaar, want hun
spiegelende oppervlakken hebben, psycho
logisch gezien, een even grote ruimtebe-
grenzende werking als stenen muren. Het
'wegdenken' ervan kan alleen een geoefend
oog. Zo zal het ook zijn bij de toekomstige
vleugel van het Concertgebouw. De nieuwe
glazen galerij zal een reflecterende folie of
in het gunstigste geval een wazig nevelgor
dijn vóór de nu nog in zijn volle omvang
zichtbare zuidgevel trekken. Dat de om
gaande kroonlijst nog juist boven de aan
bouw zichtbaar blijft, is het enige, wat de
De jongste maquette van de door P. de Bruijn ontworpen glazen aanbouw. Ondanks de transparantie
van het toegepaste materiaal, zal de 'peristyle' het gebouw visueel toch aantasten. Door de ingang naar
de zijgevel te verplaatsen wordt de looproute zodanig gewijzigd, dat de door Van Gendt bedachte
beleving van het gebouw niet meer tot zijn recht komt. (foto Robert Schlingemann, Amsterdam)