227
CONCERT' FBèÜV/ 4'j MSTERDAM
GROND EERGTE -
VERDIEPING
BEGANE
HtanC
- TI M.-J h
Amsterdam, Concertgebouw, plattegronden, voor- en achtergevel, behorende bij de aanvraag voor de bouwvergunning in 1883.
loterij deel uitmaakte, eerder de indruk krij
gen, dat het voortbestaan van het Concert-
gebouworkest in het geding was, dan dat het
om restauratieproblemen van het gebouw
ging. Want veel verder dan de mededeling,
dat het gebouw aan het verzakken was, ging
de informatie via de media nauwelijks. Het
is inderdaad waar, dat de 2.186 meer dan 12
meter lange houten palen, waarop het Con
certgebouw rust, door de verlaging van de
grondwaterspiegel - een bijverschijnsel van
de aanleg van de Afsluitdijk - zijn gaan
rotten. Daarbij komt nog, dat de fundering
niet berekend was op een dubbelwandige
uitvoering van de muren rond de Grote
Zaal, een wijziging, die nog tijdens de
bouwwerkzaamheden in het plan opgeno
men werd om een ingenieus verwarmings-
en luchtverversingsstelsel mogelijk te kun
nen maken. Ook schijnt men bij de bouw
van kelders in recentere tijd niet altijd even
zorgvuldig met de bestaande fundering re
kening gehouden te hebben. Zettingsver
schillen van 13 tot 18 centimeter zouden
hier en daar bovengronds al vast te stellen
zijn.
Niemand zal bestrijden, dat een nieuwe fun
dering de voorwaarde voor ieder voortbe
staan van het Concertgebouw is. Maar wat
op bijna opvallende wijze uit de brede pu
bliciteit gehouden werd, is dat de directie
besloten had de 35 miljoen gulden, die no
dig was voor een grondig herstel, deels aan
te wenden voor de bouw van een nieuwe
vleugel aan de zijde van het Jan Willem
Brouwersplein. Daarheen wordt dan vol
gens de plannen ook de hoofdingang ver
plaatst en tevens kunnen hier de kassa's,
garderobes en een foyer met restauratiemo
gelijkheid ondergebracht worden. Tegelijk
is dan het probleem van de naar huidige
eisen te krappe publieksruimten opgelost.
Immers het gebouw was destijds ontworpen
op grond van een prognose, dat er jaarlijks
70 concerten met samen 100.000 bezoekers
gegeven zouden worden. Nu zijn dat 500
concerten, die door 500.000 mensen be
zocht worden, becijfert de directie.
Zou men uit deze getallen eerder kunnen
concluderen, dat het aantal bezoekers per
concert dus is afgenomen en bijgevolg de
druk op de voorzieningen naar verhouding
eveneens, toch meent men uit oogpunt van
moderne dienstverlening - er wordt zelfs
gedacht aan een restaurant, waar diners ge
serveerd kunnen worden - het publiek met
een aanbouw te plezieren. Voor een ontsie
rende, massieve vleugel, die het zicht op de
zuidzijde van het ruim een eeuw geleden
door architect A. L. van Gendt ontworpen
Concertgebouw zou ontnemen, hoefde men
niet te vrezen, want de voor de renovatie
werkzaamheden van de aangetrokken ar
chitect, ir. P. B. de Bruijn, had gezorgd
voor een plan met een geheel transparante
'peristyle', een wandelgang over twee
bouwlagen van 6 tot 9 meter breedte, gedra
gen door een reeks van zuilen. Daarin wor
den dan de nieuwe publieksruimten en de
hoofdingang met gescheiden circuits voor
de bezoekers van de Grote Zaal en die van
de Kleine Zaal, nu eveneens 'verrijkt' met
een omgang, verwezenlijkt. Voor de om
vangrijke nieuwe technische installaties is
in het plan voorzien in een losstaand ge
bouwtje om laagfrequente trillingen in de
concertzalen zelf te vermijden. De nieuwe
accommodatie voor het personeel en de mu
sici verhuist naar een nieuw te graven kelder
onder het Concertgebouw.
OPVIJZELEN OF ONDERKELDEREN
Oorspronkelijk was men uitgegaan van heel
andere plannen. Het misschien wel meest
geniale, dat echter ten onrechte de minste
publieke belangstelling genoten heeft, was
het fantastische, maar technisch goed uit
voerbare plan om de Grote Zaal in haar
geheel enkele meters op te vijzelen, zodat
op de nieuw ontstane begane grond de zo
gemiste publieksruimten een plaats zouden
kunnen vinden. Het interessante is nu, dat
hiermee een uit april 1883 daterend ont
werp2 van A. L. van Gendt met de concert
zaal op de verdieping en een omvangrijke
vestibule daaronder na ruim honderd jaar
toch nog verwezenlijkt zou worden. Natuur
lijk zijn tegen dit plan architectuurhistori
sche bezwaren aan te tekenen. Ze zijn ech
ter betrekkelijk, aangezien het gebouw door
een hogere dakpartij van de Grote Zaal in
architectonisch opzicht aan proportie wint.
Een plan van latere datum verlegde de ont
brekende publieksruimten naar een grote
kelder onder de volle omvang van het ge
bouw of zelfs nog daarbuiten. Een nadeel
hierbij zou, volgens de directie, echter zijn,
dat men per uitvoering zesmaal van een trap
gebruik zou moeten maken. Het situeren
van de kassa's en de garderobes op de bega
ne grond of het plaatsen van een lift voor
hen, die niet kunnen trappenlopen, zou aan
dit bezwaar goeddeels tegemoet kunnen
komen.
Al deze oplossingen zouden, eventueel in
combinatie met onderdelen uit het huidige
plan, als voordeel hebben gehad, dat het
zichtbare exterieur van het gebouw niet aan
getast zou hoeven worden. Of sterker nog,
dat de zijgevels weer in de oude staat terug
gebracht zouden kunnen worden door de
afbraak van de opbouwen uit de jaren vijftig
op de balcons.
Uiteindelijk is het echter een zuiver econo
mische reden geweest, ook al was die dan
verpakt in een ideëel gewaad, waarom de
glazen aanbouw geprefereerd werd. Im
mers, een glanzend nieuwe, hooggelegen
foyer, met goede restauratieve voorzienin
gen en vanwaaruit men een onbelemmerd
uitzicht op de stad heeft en bovendien ook