'Zorgvuldig in de
hersteld'.
AMSTERDAM, HET
CONCERTGEBOUW
226
KANTTEKENINGEN BIJ DE RESTAURATIE VAN EEN DRIETAL
MONUMENTALE CONCERTGEBOUWEN IN NEDERLAND.
door Willem Jan Pantus
Drie concertgebouwen beleefden in 1985,
het Jaar van de Muziek, werkzaamheden,
die tot doel hadden het voortbestaan van
deze historische complexen in hun oor
spronkelijke functie te verzekeren. Daarin
stond het Concertgebouw in Amsterdam,
dat na een landelijke campagne vol publici
teit in dit jaar het begin van een groot
scheepse verbouwing meemaakte, dus be
slist niet alleen. Al zouden de media het niet
doen vermoeden, er waren nog twee andere,
vanwege hun acoustische kwaliteiten in
vakkringen zeer gewaardeerde zalen, bo
vendien met zekere architectuurhistorische
betekenis, die het afgelopen jaar restauratie-
en renovatiewerkzaamheden afgesloten za
gen. Bij het gebouw Musis Sacrum in Arn
hem betrof het eigenlijk een reprise van
1983, het jaar waarin men de definitieve
voltooiing van een ingrijpende restauratie in
combinatie met moderne nieuwbouw meen
de te kunnen vieren. Maar het publiek be
sliste anders en de bouwvakkers moesten dit
jaar terugkeren. In het derde geval, bij het
Concertgebouw De Vereeniging te Nijme
gen, werd de renovatie van een door eerdere
'moderniseringen' onherkenbaar geworden
gebouw, hopelijk slechts voorlopig, afge
sloten. Nu pas treden de architectonische
kwaliteiten daarvan aan het daglicht, maar
na herstel van de minst geteisterde gedeel
ten en vernieuwing van de technische facili
teiten is de zuivere restauratie door geldge
brek halverwege blijven steken.
Alle drie gebouwen bezitten belangrijke
monumentale waarden wat nog niet bete
kent, dat ze ook inderdaad als monument
geregistreerd staan. Alleen het Concertge
bouw van Amsterdam is een rijksmonu
ment, dat van Nijmegen staat slechts op de
conceptlijst van gemeentelijke monumen
ten, terwijl Musis Sacrum in Arnhem ner
gens bij de overheid als monument te boek
staat.
Omdat bij de renovatieplannen van alle con
certgebouwen vooropstond, dat de oor
spronkelijke concertzaalfunctie, zo moge
lijk nog uitgebreid met andere functies, ge
handhaafd moest blijven, betekende dat bij
na vanzelf, dat men in een spanningsveld
terecht kwam van tegengestelde opvattin
gen. Een daarvan gaat uit van een zo au
thentiek mogelijke restauratie van de oude
architectuur, met als achterliggende bedoe
ling de oorspronkelijke ambiance weer tot
leven te roepen. De andere daarentegen gaat
in de richting van een zo groot mogelijke
aanpassing van het gebouw aan de huidige
eisen met betrekking tot techniek en com
fort - en soms zelfs de smaak van het pu
bliek noodzakelijk voor een doelmatige
en rendabele exploitatie. Afbraak en nieuw
bouw kwamen nergens ter sprake; de oude
gebouwen blijven favoriet ten opzichte van
moderne muziekcentra als De Doelen in
Rotterdam en Vredenburg in Utrecht, maar
aanpassing aan de nieuwe tijd is, hoe dan
ook, onontkoombaar. Toen het Concertge
bouw van Amsterdam in 1888 opgeleverd
werd, beschikte het slechts over één toilet
en één kraan met stromend water... Zowel
hier als in Arnhem en Nijmegen was men
het erover eens, dat de oorspronkelijke in
richting en accommodatie een rendabele ex
ploitatie - en daarmee dus het voortbestaan
van het gebouw in de oude functie - in de
weg stond. De vraag rijst echter, hoe hoog
de prijs voor aanpassing mag bedragen,
wanneer men in aanmerking neemt, dat
daardoor architectuurhistorische waarden
verloren kunnen gaan.
De drie voorbeelden die hierna belicht zul
len worden, zijn uiteraard niet in ieder op
zicht vergelijkbaar. Zo was er in Nijmegen
geen sprake van nieuwbouw, waardoor het
budget beduidend lager was. Rekent men in
Amsterdam op 35 miljoen gulden, in Am-
hem had men 16,5 miljoen gulden nodig,
terwijl voor Nijmegen het, naar zou blijken,
veel te krappe budget van 5,5 miljoen gul
den uitgetrokken was.
Gezien de speciale positie van Amsterdam
verliep de fondsenwerving daar geheel an
ders, de rol van de particulier was veel gro
ter dan in Arnhem, dat slechts één dotatie
van betekenis uit het bedrijfsleven ontving,
terwijl het Nijmeegse project gedeeltelijk
uit werkloosheidsgelden gefinancierd werd.
Ook in de kwalitatieve en kwantitatieve be
tekenis van de zalen zijn er verschillen. Zo
is de faam van Amsterdams Grote Zaal we
reldwijd en zijn er 1700 plaatsen, die achter
het podium niet meegerekend, en nog eens
500 in de Kleine Zaal. Nijmegen volgt met
een Grote Zaal, die over een uitmuntende
acoustiek beschikt en daarom ook model
stond voor het buitenland, met 1670 plaat
sen en een Kleine Zaal met oorspronkelijke
400 plaatsen. Arnhems enige zaal is de
kleinste met hoogstens 1000 plaatsen, maar
staat landelijk bekend vanwege haar acous
tiek. Alle concertgebouwen stammen uit de
periode rond de eeuwwisseling, dat van
Amsterdam werd voltooid in 1888, Musis
Sacrum in 1890 en De Vereeniging tenslotte
in 1915.
Wanneer de hoeveelheid publiciteit rondom
de restauratie en uitbreiding van het Am
sterdamse Concertgebouw evenredig is aan
de kwaliteit van de werkzaamheden, dan
mogen we het resultaat met vertrouwen te
gemoet zien. Helaas kon men echter bij de
geldinzamelactie, waarvan ook een lande
lijk opgezette en door de media begeleide
Het Concertgebouw van Amsterdam rond de eeuwwisseling in zijn oorspronkelijke gedaante.
Verdwenen zijn de vorstkammen op het dak en de obelisken op de hoeken van de torens. De zijgevel
aan de J.W. Brouwersstraat, identiek aan de andere zijgevel, komt hier prachtig uit. Door de glazen
aanbouw aan de gevel van het J.W. Brouwersplein zal deze ernstig worden aangetast, (foto: Hist. Top.
Atlas van de Gem. Archiefdienst Amsterdam)