Monument of
toeristische attractie?
171
tematief is het toepassen van vloerverwar
ming. De laatste jaren ontwikkelde droog-
bouwsystemen kunnen door hun geringe
bouwhoogte (4 cm inclusief isolatie) in bij
na alle gevallen zonder hak- en sloopwerk
aangebracht worden onder de banken. De
massa van deze systemen is klein, zodat de
opwarmperiode kort is, en - afhankelijk van
het aantal kerkbezoekers - zijn meer of min
der secties te verwarmen.
Technisch is het ook mogelijk een plaatse
lijk klimaat te scheppen, met behulp van
alleen luchtverwarming. (Denk aan lucht-
deuren bij warenhuizen en blaasbollen in
vliegtuigen). Dit houdt wel in dat een groot
aantal relatief dikke luchtkanalen door de
kerk loopt, wat zowel uit esthetisch als uit
investeringsoogpunt niet aan te bevelen is.
In deze context is het goed om even stil te
blijven staan bij het koude voetenprobleem.
Alhoewel warme voeten geen garantie ge
ven voor een behaaglijk gevoel, geven kou
de voeten in alle gevallen een onbehagelijke
ervaring. De voeten geven (via de schoe
nen) zowel convectief, via straling en via
geleiding warmte af. Immers, er is een con
tactoppervlak tussen zool en vloer. Het aan
deel geleiding in de warmtebalans is klein,
zodat het van de vloer houden van de voeten
weinig effect heeft. Soms wordt het gelei
dingsaandeel gebruikt om de overige warm
teverliezen te compenseren; met behulp van
elektrische verwarmingsplaten in de vloer
probeert men via de schoenzool de hele voet
warm te houden, (stoven?)
Deze vloerplaten verhogen, in tegenstelling
tot vloerverwarming, niet de gemiddelde
stralingstemperatuur in de omgeving van de
voeten, het blijft dan ook een lapmiddel.
De laatste nog onbesproken parameter is de
luchtsnelheid. Luchtsnelheden boven de 15-
20 cm/sec. dienen vermeden te worden,
omdat ze als tocht ervaren worden. Reeds is
gesproken over tocht ten gevolge van pla
fondventilatoren en koudeval.' Luchtverwar
ming stimuleert, afhankelijk van de wijze
van inblazen, in een aantal gevallen ook het
tochtverschijnsel. De enorme hoeveelheden
lucht die opgewarmd ingeblazen wordt, ge
ven al snel een luchtcirculatie in de gehele
kerk met alle risico's van dien.
Beschouwen we het voorgaande dan wor
den meer problemen geschetst dan oplossin
gen aangedragen. Door de grote verschei
denheid van de kerkgebouwen, de daaruit
volgende problemen, en de mogelijke op
lossingen zal iedere kerk individueel bena
derd dienen te worden. Dit artikel kan niet
meer dan een eerste aanzet daartoe zijn.
Ir. M. J. P. Mulders is wetenschappelijk mede
werker aan de T.H. te Eindhoven, en houdt zich op
dit moment bezig met de problematiek rond de kerk-
verwarming, o.a. die van de Sint Nicolaaskerk te
Amsterdam.
Aantekeningen bij de naderende voltooiing van de
restauratie van de Grote- of St. Maartenskerk en toren te Zaltbommel
DOOR ERIK DOLNE*
September 1977 ging de algehele restauratie van de St. Maartenskerk en toren te Zaltbom
mel van start. Een veelomvattend karwei, omdat bij een inspectie mét steiger het bouwwerk
zich in een veel slechtere staat bevond dan men aanvankelijk dacht. Naast de problematiek
van de restauratie van de architectuur en de schilderingen in het interieur, kreeg men te
maken met de wens de bruikbaarheid van het gebouw voor de Zaltbommelse gemeenschap
te vergroten. Deze bruikbaarheid speelde een grote rol bij de beslissing tot de kostbare
restauratie. Ze werd alleen verantwoord geacht als het gebouw door het hele jaar heen
gebruikt zou kunnen worden. Een en ander kreeg zijn beslag door de bouw van de z.g.
winterkerk in het koor. In september van dit jaar moet de restauratie zijn voltooid en wordt
de kerk in gebruik genomen.
Het koor van de Grote Kerk van Zaltbommel
voor de restauratie. De heer Dolne vraagt zich af
of een grote ingreep als het plaatsen van de
winterkerk (zie foto pag. 170) de enige oplossing
is voor het warmteprobleem in de kerk.
Foto: Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zeist.