170 Winterkerk van het koor van de Sint Maarten te Zaltbommel. Voor het verwarmen van een kerk zijn ook minder ingrijpende oplossingen mogelijk. Foto: Piet Hartemink Zaltbommel. Indien we bovenstaande parameters kennen, kunnen we met behulp van thermofysiologi- sche computermodellen nagaan of voldaan wordt aan de behaaglijkheidscriteria. Voor de ontwerper staan alleen de eerste vier parameters ter beschikking. Het meta bolisme is voor een zittend persoon, zonder lichamelijke activiteit, een vaststaand gege ven (±60 W/m2). De kledingparameter heeft de kerkbezoeker binnen zekere gren zen zelf in de hand. Dit wordt bepaald door praktische, modieuze en financiële aspec ten. Ook de welvaart en daardoor de gewen ning aan hogere binnentemperaturen heeft op den duur het kledingpakket terugge bracht zodat de verwarming de borstrok moet compenseren. Poolkleding in de kerk zou een verwarmingsinstallatie vrijwel overbodig maken. Blijven dus over de vier eerstgenoemde parameters, welke door de keuze van de verwarmingsinstallatie zijn te beïnvloeden. Uit oogpunt van behaaglijkheid is de rela tieve vochtigheid van weinig belang. Extre me situaties, waarbij b.v. slijmvliesuitdro ging ontstaat, komen in kerken nooit voor. Toch is het zaak de relatieve vochtigheid niet uit het oog te verliezen. In de winter heeft buitenlucht een lage temperatuur, een lage absolute vochtigheid (b.v. 3,5 g/kg dr. 1) en een hoge relatieve vochtigheid (90%). Indien de kerk door de week op 5°C wordt gehouden dan zal de relatieve vochtigheid binnen ongeveer 65% bedragen. Tijdens de dienst zal, indien tot 18°C wordt verwarmd, de relatieve vochtigheid teruglopen tot 25%. Omdat dit in een aantal gevallen tot schade heeft geleid, hebben sommige kerken een bevochtigingsinstallatie, óf voor de gehele kerk óf alleen voor het orgel. Een dergelijke installatie kost niet alleen geld in aanschaf, ook het verdampen van water kost warmte, die in de meeste geval len door de verwarmingsinstallatie geleverd zal moeten worden. De luchttemperatuur (T.J en de gemiddelde stralingstemperatuur (Tmrl) zorgen samen voor ongeveer 75% van de lichaamswarm teafvoer van de kerkganger, respectievelijk door convectie en straling. Samen vormen zij de effectieve temperatuur, waarbij grof weg geldt, dat zowel luchttemperatuur als gemiddelde stralingstemperatuur evenveel bijdragen aan het vormen van de effectieve temperatuur. (Heeft een kerk dus door het naijlen van de wandtemperaturen een ge middelde oppervlaktetemperatuur van 14°C dan zal de luchttemperatuur 21°C dienen te zijn om een effectieve temperatuur van 17,5°C te halen. Zie figuur 1). In de meeste kerken is alleen een luchtver- warming aanwezig, welke in de winter een aantal uren voor de dienst wordt aangezet. Duidelijk zal zijn dat de kerk met zijn enor me massa, tijdens de dienst een lagere ge middelde oppervlaktetemperatuur zal heb ben dan de luchttemperatuur, waardoor het rekenvoorbeeld helaas reeël is. Een in dit geval hinderlijke eigenschap van lucht is, dat warme lucht opstijgt. De leefzöne (de onderste 1,5 m) heeft dus de laagste tempe ratuur van de hele kerk. Door installateurs en adviseurs worden ventilatoren en andere vernuftige methoden toegepast om, met wisselend succes, deze warme lucht naar beneden te brengen. Voorzichtigheid is hier geboden; soms is het middel erger dan de kwaal en ontstaan er plaatselijk hoge lucht- snelheden welke als 'tocht' ervaren worden. Een ander nadeel van luchtverwarming is het mogelijk ontstaan van koude valstromen langs wanden en ramen. Warme lucht wordt door de koude wand afgekoeld en er ont staat een grenslaag onderkoelde lucht die naar beneden valt. Zit men toevallig in een dergelijke koudeval dan ervaart men dit ook als tocht. Men kan de gewenste effectieve tempera tuur ook bereiken door de gemiddelde stra lingstemperatuur te verhogen. Dit wordt de laatste jaren vaak toegepast met behulp van gasgestookte stralingskappen. In principe bestaan hier twee oplossingen; kleine opper vlakken met hoge temperatuur (T= 800°C) of grote oppervlakken met een lagere tem peratuur (28-80°C). In beide gevallen ont staat de beoogde hogere gemiddelde stra lingstemperatuur. Beide systemen hebben echter hun nadelen. Het nadeel van stra lingskappen geldt voor alle kerkverwar- mingssystemen; omdat deze liefst onzicht baar dienen te zijn. (Een pré voor luchtver warming). Grote panelen, enkele meters bo ven de banken zijn uitermate storend en dus niet gewenst. Kleine temperatuurstralers zijn minder opvallend en kunnen dus een compromis tussen esthetica en functionali teit zijn. Deze hebben als nadeel, dat een zogenaamd 'kampvuureffect' ontstaat, door de sterke asymmetrische stralingsbelasting. Het klakkeloos toepassen (zonder stralings berekening) van deze gasstralers is dus niet aan te bevelen, ondanks de aantrekkelijke voordelen: Het energieverbruik van een der gelijk systeem is laag, de montage eenvou dig en de investering is zeker redelijk te noemen. Het alléén verhogen van de gemiddelde stralingstemperatuur, zonder de luchttempe ratuur te verhogen, is uit behaaglijkheidso verwegingen niet aan te bevelen. Te grote verschillen tussen Tmrl en Ta worden, zeker als men stil zit, ook als onbehaaglijk erva ren. (Afhankelijk van de situatie een ver schil van 5-8°C). De plaats van aanstralen speelt ook een rol; zo kan men beter van achteren dan van voren aangestraald worden. Uit bovenstaande blijkt dat een thermisch comfortabele omgeving het beste opge bouwd kan worden uit zowel een acceptabe le lucht- als stralingstemperatuur en dat de ze twee parameters elkaar moeten aan vullen. Paneelradiatoren of verwarmingsspiralen direct onder de banken of stoelen geven zowel een convectief als een stralingsaan deel. Nadeel is wel, dat het stoel gebruik dan weinig flexibel wordt. Een aantrekkelijk al-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 18