168 den door het niet aanwezig zijn van de be scherming, die in 1972 geweigerd werd. Zo is er de afgelopen jaren veel aandacht ge schonken aan de bedreiging van de Obrecht- kerk" en de Agneskerk,12 twee kerken uit het begin van de 20ste eeuw met een zeer karakteristieke inwendige decoratie en van grote stedebouwkundige betekenis voor Amsterdam-zuid. In Amsterdam-Oost werd in 1984 de St. Bonifatiuskerk, één van de twee belangrijke kerken van dit stadsdeel en middelpunt van het Kastanjeplein, gesloopt. De tweede be langrijke kerk in deze buurt, de Muiderkerk aan de Linnaeusstraat, is eveneens nog on beschermd. Hetzelfde geldt voor de Oranje kerk, de enige kerk van de wijk 'de Pijp' en de St. Vincentiuskerk,13 het enige accent in de Kinkerkbuurt. Een advies van de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg uit 1981 om althans deze kerkgebouwen, waarvan de toekomst het meest bedreigd leek op de gemeentelijke Monumentenlijst te plaatsen, werd tot dus ver niet door het College van B W over genomen. Inmiddels heeft het Bisdom Haarlem laten weten ernstige bezwaren te koesteren tegen de bovenvermelde plaatsing op de gemeen telijke lijst.14 Ook van protestantse zijde komen er steeds meer tekenen die er op wijzen dat in het algemeen het beheer van monumentale kerkgebouwen door kerkelij ke gemeenten een aflopende zaak is. Ook in de nieuwbouwwijken zullen de kerkgebou wen uit de jaren '50 en '60 gaandeweg aan deze ontwikkeling ten offer vallen.15 Wil men het lot van het monumentale kerk gebouw bespreekbaar maken, dan zullen er wat Amsterdam betreft een aantal zaken dienen te geschieden, zoals: a. een inventarisatie van het kerkgebou wenbestand in heel Amsterdam. b. een uitwerkingsnota kerkgebouwenbe- leid, waarin de Gemeente Amsterdam aangeeft welke kerkgebouwen uit archi tectuurhistorisch oogpunt en stedebouw kundige en gebruiksoverwegingen be houden dienen te blijven. c. het aangeven in deze Nota van wegen die kunnen leiden tot effectief kerkenbe- houd; de gemeente zou daarbij zelf een actieve rol kunnen spelen door in overleg te treden met (onwillige) kerkbesturen. d. het oprichten van een stichting, die het beheer van kerkgebouwen op zich neemt, waarmee het beleid in praktijk zou kunnen worden gebracht. e. het instellen van een ruimere onder houdsregeling dan de huidige. Amsterdam heeft, zoals hierboven uiteenge zet, geen bemoeienis met behoud en exploi tatie van kerkgebouwen, die bij kerkelijke gemeenten in gebruik zijn. Er zijn wellicht goede redenen voor deze houding. Op dit moment zijn er echter tekenen, die er op wijzen dat dit principe wel wat extreem wordt doorgevoerd. Zo hebben bijvoorbeeld onlangs twee groeperingen elkaar het recht op de Redemptoristenkerk aan de Keizers gracht ontzegd, terwijl elders kerkgebou- De St. Bonifatiuskerk aan het Kastanjeplein in Amsterdam-Oost, architect: E. J. Margry, 1886, gesloopt in 1984. Dit zeer stadsbeeldbepalende gebouw was te groot en te kostbaar in onderhoud voor de geslonken R.-K. parochie. Bij afwezigheid van een tijdige andere oplossing saneerde de kerk zichzelf weg. wen leegstaan. Een centraal informatiepunt wat betreft ruimtebehoevende instellingen lijkt dan ook nog steeds geen luxe. Wordt men van het bovenstaande door som berheid bevangen; wellicht kan de lezer troost putten uit het feit dat de architectuur historische en stedebouwkundige waarde, kortom de, bovenkerkelijke pluswaarde, van de oudste kerkgebouwen van de hoofdstad - de Oude en de Nieuwe Kerk - pas in de jaren '50 een zodanige erkenning vond dat deze gebouwen gezien werden als meer dan louter kerkelijk functionerende gebouwen. Zo is er in 1928 door een ouderling van de Ned. Hervormde Kerk een plan ingediend om tot sloping van de Oude Kerk over te gaan.16 In datzelfde jaar werd dr. N. J. A. de Vrijer tot predikant van de Oude Kerk be noemd met de bedoeling om deze kerk uit de versukkeling te halen. Dit lukte, zowel in kerkelijk opzicht als in meer brede zin: er werd een vriendenkring opgericht, die rond leidingen en orgelconcerten ging organise ren, er werd een proefschrift aan de kerk gewijd en er kwam in 1939 een tentoonstel ling over in de Waag. Pas in 1955 werd de stichting 'De Oude Kerk' opgericht, die de restauratie op zich nam en nu de exploitatie van het gebouw voert. De 17de eeuwse Noorderkerk werd in 1928 voor de eredienst gesloten, maar in 1941 weer heropend. Nu dreigt weer sluiting voor deze kerk. De Sint Nicolaaskerk, de bekendste R.-K. binnen- stadskerk van Amsterdam, werd in 1968 door de bisschop van Haarlem voorgedra gen voor sluiting.17 Een jaar later bekende bisschop Zwartkruis dat hij gezwicht was voor 'Monumentenzorg' en het verzet van de Amsterdammers.18 Niettemin blijft het een verontrustend ver schijnsel dat er in 30 jaar in structurele zin weinig veranderd is. In 1964 hield de voorganger van bisschop Zwartkruis, mgr. Dodewaard, een perscon ferentie in het Havengebouw, waar de aan wezige journalisten het uitzicht hadden op de in nevelen gehulde torens van de Sint Nicolaaskerk, de Posthoorn, de Maria Mag- dalenakerk, de Mozes en Aaronkerk. Hij sprak toen de volgende woorden: 'Het is bijzonder moeilijk een beleid uit te stippelen als het stadsbestuur zelf nog geen duidelijke voorstelling heeft van de toekomst. Twee maal heb ik gevraagd om een integraal plan, maar het bleek niet mogelijk.'19 Het is een bekend feit dat met name de R.-K. kerkpro vincie moeite heeft met een buitenkerkelijk denken over kerkgebouwen.20 De situatie in Amsterdam heeft er in bepaalde gevallen toe geleid dat de R.-K. Citykerk, om een voorbeeld te noemen, en de stedelijke over heid slechts via de advocaat met elkaar kun nen communiceren. Deze situatie kan zeker verbeterd worden, maar dan is een uitge breid voorwaarden scheppend beleid een absolute noodzaak, zowel aan burgerlijke als aan kerkelijke zijde. Hoe het kerkgebouw het beste gebruikt kan worden is een vraag voor de toekomst. De essentie van het voortbestaan, de monumen tale waarde, dient voorop te staan bij de gedachtenvorming over het gewenste ge bruik. Daarbij zal er ook rekening gehouden dienen te worden met de religieuze plus waarde: de stilte en rust temidden van een drukke stad. Bij het voeren van een sluiten de exploitatie dreigt dit element vaak sluit post te worden, zoals vele toeristen in Am sterdam deze zomer hebben kunnen erva ren, toen vele monumentale kerken in ge bruik waren als tentoonstellings- en mani festatieruimte. *Drs. G. S. Hoogewoud is architectuurhistoricus, publiceert op het gebied van 19de eeuwse bouw kunst, is conservator van de Atlas van de Gemeente lijke Archiefdienst te Amsterdam, en lid van de stuurgroep de Posthoorn te Amsterdam. 1. Nota Kerkgebouwenbeleid, gemeenteblad Am sterdam 1980, bijlage R Nota Kerkgebouwenbeleid, deeluitwerking I, Gemeenteblad Amsterdam 1980, bijlage S 2. 'De Zuiderkerk, een wijkgebouw voor de bin nenstad', eerste oriëntatie en discussienota, opge steld door Hans Hagenbeek namens de werkgroep Zuiderkerk, Amsterdam, februari 1976 3. 'Present', orgaan van de Hervormde Gemeente Amsterdam en Amstelveen, februari 1985 4. De gedachten voor één centrale R.K. binnen- stadskerk vindt men terug in: Duindam, M. A. J. (O.F.M.) 'Situeringscommissie pastorale problema tiek Amsterdam', Amsterdam 1967 en: 'Pastoraal Plan Binnenstad Amsterdam'

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 16