Cultuurhistorische
inventarisatie in
Brabant
—II
145
SYSTEMATISCHE AANPAK PROVINCIALE MONUMENTENCOMMISSIE
In de toekomstige gedecentraliseerde monu
mentenzorg zullen de gemeenten belangrij
ke taken krijgen. Daarnaast neemt de erken
ning van het belang van de zg. Jongere
Bouwkunst (die van na 1850) als onderdeel
van het historisch erfgoed toe en daarmee de
behoefte ook deze te behouden. Twee ont
wikkelingen die het voor - zeker de kleinere
- gemeenten niet eenvoudig maken om de
verantwoordelijkheid voor het bouwkundig
erfgoed over te nemen
Zeker in de komende jaren is daarom een -
op zijn minst coördinerende - taak in het
monumentenbeleid voor de provincies weg
gelegd.
Verschillende provincies zijn de afgelopen
jaren begonnen met eigen monumentenver
ordeningen en monumenteninventarisaties
met als doel om provinciale monumenten
lijsten (naast de bestaande) op te stellen.
Inmiddels heeft de Rijksoverheid het idee
van provinciale monumenten afgewezen en
voor een verdeling tussen rijks- en gemeen
telijke monumenten gekozen.
Dit betekent allerminst, dat de provincies
hun activiteiten op dit gebied nu maar moe
ten staken. Zeker niet een provincie als
Noord-Brabant waar - sinds het weifelende
begin in '79 - een goede inventarisatieopzet
gestalte heeft gekregen, vooral als men
daarbij bedenkt met hoe weinig menskracht
dat moet gebeuren, (bij de plaats vindende
inventarisatie moet, jammer genoeg, door
deze beperkte menskracht bij voorbeeld uit
voerig bronnenonderzoek achterwege
blijven).
Van de 131 Brabantse gemeenten zijn er nu
al 45 geïnventariseerd, terwijl van 25 de
resultaten zijn gepubliceerd. Deze welis
waar eenvoudig uitgevoerde, maar aantrek
kelijke ringbandpublicaties zijn rijk voor
zien van illustraties (van de gemeente Vught
bij voorbeeld meer dan 150, de helft onge
veer van de beschreven objecten en ensem
bles) en bevatten duidelijke kaarten, waarop
alles wat is geïnventariseerd is weergege
ven. Het zijn ook voor de geïnteresseerde
leek toegankelijke boekjes.
De samen met de Rijksdienst voor de Mo
numentenzorg ontwikkelde opzet, gaat uit
van een 'historische karakteristiek' van de
nederzetting. Om aan te geven wat daarmee
bedoeld wordt laten we de inventarisatie
commissie zelf aan het woord:
'Op zeker moment leidt een reeks van ont
wikkelingen tot een situatie, waar de neder
zetting voor ons gevoel een uitgesproken
eigen vormidentiteit bereikt. Dat moment
bepaalt de 'historische karakteristiek' van
de nederzetting, die dus als het ware de
optel- en aftreksom is van een reeks struc-
tuurbepalende en structuurverstorende in
grepen.
De invloed van dat moment kan zich, meer
of minder nadrukkelijk zichtbaar, vaak uit
strekken tot het moment van nu. Zo is voor
de landelijke nederzettingen tussen Oirschot
en Best de situatie rond het midden van de
vorige eeuw nu nog steeds beeldbepalend.
Vandaar dat het moment van de historische
karakteristiek ook omstreeks dat tijdstip is
gekozen. Zowel de middeleeuwse aanleg,
als de wijzigingen van na 1850 zijn daarbij
als wezenlijke bestanddelen aan te merken.
Een heel ander voorbeeld is de oude ves
tingsgordel van Bergen op Zoom. Daar is
een essentieel element in de historische ka
rakteristiek, zoals die rond 1800 bestond,
thans niet meer afleesbaar. In die tijd werd
de stad sterk gedomineerd door haar uitge
breide vestingswerken. Sinds die echter aan
het eind van de vorige eeuw zijn ontman
teld, wordt het huidige beeld bepaald door
een parken-, straten- en bebouwingsgordel,
die rond 1920 zijn uiteindelijke vorm kreeg.
Daarmee is de historische karakteristiek van
ca. 1800 nu dus niet meer relevant voor dit
deel van de stad. Die van rond 1920 echter
des te meer.
Tegen de achtergrond van die historische
karakteristiek zijn alle objecten vervolgens
afzonderlijk aan een 13-tal criteria getoetst,
die in de volgende hoofdgroepen zijn onder
gebracht:
- architectonische en kunsthistorische cri
teria;
- planologische, landschappelijke en stede-
bouwkundige criteria;
- sociaal- en cultuurhistorische criteria.
Bij de bestudering van de objecten wordt
voorts zowel d&'samenhang met de directe
omgeving als met de nederzetting in zijn
geheel betrokken. Daartoe worden de ver
schillende delen van de nederzettingen, de
wegen en waterwegen, pleinen en groenele-
Brouwershuis met poortingang, stationsplein
te Budel, ca. 1870. Voorbeeld van een
monument van bedrijf en techniek,
foto: Bert Maas, Den Bosch.
menten nader beschreven.
Het totaalbeeld wordt weer betrokken op
allerlei streekkenmerken, waarmee men in
de richting komt van de proefinventarisaties
per cultuurgebied, zoals die door de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg zijn en
worden verricht ten behoeve van de inventa
risatie van de Jongere Bouwkunst (Amster
dam binnen de Singelgracht, Twente en
Zuid-Limburg).
De meeste gemeenten in het stroomgebied
van de Dommel zijn nu geïnventariseerd en
die in een deel van West-Brabant.
De keuze van de te inventariseren gemeen
ten wordt om praktische redenen ook aange
geven door het programma van de Provinci
ale Planologische Dienst die voor verschil
lende gemeenten plannen voor het buitenge
bied aan het maken is. De monumenten
commissie probeert dan op tijd 'haar' cul
tuurhistorisch belang daarbij in te brengen.
Zeven grotere gemeenten (waaronder
's-Hertogenbosch en Eindhoven), die in het
kader van de decentralisatie een eigen stads
en dorpsvernieuwingsfonds hebben, zullen
niet door de provincie worden geïnventari
seerd. Het is wel van belang dat de inventa
risaties zo veel mogelijk op dezelfde manier
worden aangepakt, waardoor richtlijnen
voor het toekomstige gemeentelijke monu
mentenbeleid op dezelfde manier gehan
teerd kunnen worden. Ook daarom blijft
o.i. de provincie voor de overige te inventa
riseren gemeenten de aangewezene om aan
te geven wat er van de gebouwde omgeving
gerespecteerd dient te worden.
De bedoeling van de uitgebreide inventari
saties is overigens niet om alles stringent te
beschermen als monument, maar om de be
trokkenheid van de bevolking te vergroten
(zeker als het jongere bouwkunst betreft die
nog niet zo algemeen waardering geniet) en
het gemeentelijk beleid richtlijnen te geven
voor het beheer van de gebouwde omge
ving.
Ten slotte is de provincie ook de toetsende
instantie voor de gemeentelijke bestem
mingsplannen en stelt zij streekplannen op,
waarbij het behoud van het streekeigene een
belangrijk uitgangspunt dient te zijn. Kort
om de provincies kunnen een belangrijke rol
blijven vervullen als coördinator en 'rich
ting-aangever' bij het gemeentelijk monu
mentenbeleid. In Brabant is men met de
inventarisatie zoals die nu plaats vindt op de
goede weg.
jb.-r.