114 met de gevel, c) De Lussanet de Sablonière zelf heeft verklaard dat er geen sprake zou zijn geweest van verwijdering als hij des tijds, in de zestiger jaren, had beschikt over de nu bekende historische gegevens en de huidige bestemming had gekend. Met ande re woorden: het balkon had er nu dan ge woon nog gestaan als voorbeeld van de 'ka rakteristieke, historisch gegroeide menge ling van stijlen van het Paleis'. Is het 'ge schiedvervalsing' omdat nu niemand kan zien dat het een paar jaar is weggeweest'? Het hek aan het Noordeinde had als alter natieve mogelijkheid inderdaad 'eigentijds' gekund onder de eerder genoemde voor waarden. Evenals bij de achtervestibule heeft Kruger hier echter besloten tot door- componeren in de oorspronkelijke vormen- wereld ter plaatse. Daartegen is bij mijn weten ook nooit bezwaar gemaakt van de kant van Monumentenzorg. SLOTOPMERKINGEN Natuurlijk hebben wij ook wel kansen ge mist en fouten gemaakt. Het is goed als daar achteraf op gewezen wordt. Maar dan mag in die kritiek best wat meer begrip voor de praktijk doorklinken dan bij Van Raay het geval was. G. Brinkgreve wijst daar in zijn reactie in Heemschut van jan. '85 ook al op. Als ik in mijn reactie hier en daar wat ge chargeerd heb, moet dat maar gezien wor den als tegenwicht tegen de negatieve toon van Van Raay's betoog. De bedoeling van mijn opmerkingen is niet de 'vijandigheid' tussen verschillende kampen aan te wakke ren, maar om bij te dragen aan het bereiken van een 'synthese'. Het ideaal dat mij voor ogen staat is een open overleg tussen kunst historici, Monumentenraad, opdrachtgevers en - niet in de laatste plaats - de architect. Alle facetten bij een restauratie (soort en waarde van het gebouw, toestand, maar ook het beoogde gebruik en de beschikbare mid delen enz.) moeten dan in beschouwing worden genomen, voor besloten wordt iets aan te pakken. Natuurlijk zijn daarbij regels nodig, maar: 'als principiële spelregels die in de praktijk niet altijd als harde voor schriften kunnen worden gehanteerd' (N. de Boer in Wonen TABK, aug. '84), en ook niet, zoals Brinkgreve schreef: 'om de ar chitect bij afwijkingen op slag in de be klaagdenbank te zetten'. Prof. Van Kranen donk zei eens dat de oorspronkelijke com positie van een monument bij een restaura tie het uitgangspunt dient te zijn als de alles omvattende drager van alle elementen. Dat kan het juist wenselijk maken van de regels af te wijken, ook bij de keuze al of niet eigentijds. Indien enigszins mogelijk, dan wel het eerste kiezen (het hek aan het Noordeinde had van mij dan ook best eigen tijds gemogen) - op voorwaarde dat de ar chitect mag beslissen wat dat 'eigentijds' dan inhoudt. Bij al die beslissingen zal ze ker niet iedereen het altijd met iedereen eens zijn. De architect zou echter - mèt zijn subjectieve kijk op de zaak èn zijn prakti sche deskundigheid - bij dat beslissen een zeer belangrijke stem in het kapittel moeten hebben. Dat houdt de zaak levendig en in beweging, waardoor anderzijds ook het ge vaar van te ver doorschieten naar de ene of de andere kant bij het monumentenbeleid wordt verkleind. Een monument blijft het beste behouden als het met plezier wordt gebruikt; we moeten dan ook oppassen voor 'kunsthistorische kruiswoordpuzzles' (Brinkgreve) waarmee de gebruikers zich maar moeten zien te be helpen. Want het behoud van onze monu menten is tenslotte het belangrijkste van het hele verhaal. ir. R. van Basten COMMENTAAR STEFAN VAN RAAY Tot mijn spijt is het door ruimtegebrek hier niet mogelijk om uitgebreid op de detailkri tiek van beide schrijvers in te gaan. Wel wil ik nogmaals benadrukken dat ik mij heb gebaseerd op het historisch onderzoek van het architectenbureau zelf, de gegevens die bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg berusten en de vele publicaties en foto's buiten het bureau en de dienst voorhanden. Het verwijt dat ik de feiten maar zeer ten dele juist zou hebben weergegeven, kan ik deels naast mij neerleggen op basis van het hiervoor gestelde. Het is op zijn minst jam mer dat ik in de maanden voor de officiële presentatie in het begin van september vorig jaar zowel bij de Rijksgebouwendienst als bij het architectenbureau voor gesloten deu ren stond, terwijl een blad als 'Vorsten' zonder probleem vóór die presentatie toe gang tot het paleis kreeg en interieurfoto's van het Nieuwe Noordeinde kon publiceren. Een aantal missers hadden dan vermeden kunnen worden, maar blijkbaar liggen de prioriteiten - wie die ook moge vaststellen - elders De Balkonzaal zoals die was in 1941. Bij de restauratie werd het geheel verdwenen plafond teruggehracht. De schouw werd hersteld. Het niet meer aanwezige grijsblauwe damast uit de tijd van Wilhelmina werd vervangen door een in de handel verkrijgbare grijsblauwe wandbespanning. Het smyrna tapijt kwam niet terug: hiervoor in de plaats werd een tapijt geweven in beige en bruine tinten. Foto: Verz. Gemeente-archief's Gravenhage.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 20