113 enenmale ongeschikt was. Het zou vreemd zijn deze foute afwerklaag heilig te verkla ren en tegen hoge kosten te herstellen i.p.v. de veel aangenamere, spaarzame vergulding uit de tijd van Willem lil. Ten behoeve van het multipurpose gebruik van de ruimte is gekozen voor meubilering met licht hanteer bare stoeltjes naar 19e eeuws ontwerp - die nog precies zo in de handel zijn als stoeltjes naar ontwerp van Mart Stam uit begin 20e eeuw, maar beter in deze omgeving passen. Kortheidshalve laat ik het hier maar bij. Onze opdracht hield in dat wij bij de inrich ting van het Paleis rekening moesten hou den met de kunsthistorische gegevens, en daarbij zoveel mogelijk van het bestaande meubilair etc. gebruik moesten maken. Na tuurlijk had ook kunnen worden beslist om overal waar de oorspronkelijke stoffering en meubilering niet meer geheel compleet aan wezig was, over te gaan tot een invulling met 'eigentijdse middelen'. Daarvoor is, na ampele overweging door alle betrokkenen, gekozen bij het Bruine Kwartier. Frappant is dat Van Raay juist daar begint met te zeggen dat het jammer is dat deze kamers die nog 'intact' waren (niet veel meer intact dan b.v. de balkonzaal - V.B.), niet zijn teruggebracht in de oorspronkelijke staat, van 1820 Waarom hier dan niet in de elders zo vurig bepleite en makkelijker te realiseren staat van Wilhelmina of Willem 111? Vervolgens juicht hij de keuze voor eigentijds toe als de enig juiste, die voor het gehele paleis had moeten gelden. Maar zo als het Bruine Kwartier door de sterke archi tectuur daartoe gelegenheid geeft, is dit niet overal mogelijk. Want echt, een Kleine Bal zaal met volvergulde ornamenten, moderne gordijnen, Mart Stam stoelen en (conse quent) een 'eigentijds' plafond, dat zou een karikatuur zijn. Overigens is de opmerking van Van Raay dat in het Bruine Kwartier de traditie van de inrichting van het Paleis is voortgezet en iets oorspronkelijks is toegevoegd, bezijden de waarheid. Men volstond meestal niet met meubilering en stoffering in een geheel an dere stijl, maar verving ook radicaal betim mering en plafond (getuige de vele neo- interieurs). Gelukkig is dit met de unieke betimmering van het Bruine Kwartier nu niet gebeurd, maar consequent was dat wèl geweest. Doch - Jeder Konsequenz führt zum Teufel - ver genoeg door redenerend, zou dit (gezien de aangetroffen toestand van het Paleis en de verlangde aanpassingen i.v.m. het nieuwe gebruik) ertoe hebben kunnen leiden alles achter de voorgevel maar door een modern gebouw te vervangen (en waarom dan die gevel ook maar niet). Ook in zijn kritiek betreffende de Vestibule c.a. is Van Raay in tegenspraak met zijn redenering elders. Wij hadden volgens hem het veelkleurige Stucco Lustro moeten res taureren i.p.v. het witte marmerschilder werk. Dat laatste was echter de aangetroffen toestand uit de tijd van Wilhelmina. Bij terugrestaureren (dat mag toch niet?) naar Stucco Lustro had behoord het verwijderen van halfzuilen, het plafond en de veelkleuri ge marmervloer, alle uit het begin van deze eeuw (Mutters). Voorts heeft de achtervesti bule nooit een Stucco Lustro afwerking ge had, maar was altijd wit geschilderd met plaatselijk marmerschilderwerk. De eenheid van kleur in de drie vestibules die Van Raay ons verwijt, bestond al in de tijd van Wil helmina. Kruger heeft, i.v.m. het nieuwe gebruik van het Paleis, die eenheid alleen maar versterkt. De trap in de achtervestibule. Theoretisch heeft Van Raay m.i. volkomen gelijk: een geheel nieuw gedeelte, dus eigentijds. Maar in de praktijk kom je dan voor dilemma's: ten eerste: wat versta je onder eigentijds? De een vindt Centre Pompidou eigentijds, de ander het (nieuwere!) 'Theatre' van Bo- fill. En wie is eigentijdser, de Philip John son uit de vijftiger jaren met zijn woonhui zen en Seagram Building (samen met Mies v.d. Rohe) of de hedendaagse met zijn post moderne AT T Building e.d.? Ik spreek zeker geen voorkeur uit voor het postmoder ne, maar het zetje wel aan het denken. Ten tweede, de architectuuropvatting die bij ons algemeen als eigentijds geldt, staat wat vormgeving, materiaaltoepassing en deco ratie betreft lijnrecht tegenover die van de Empire. Nu heeft Kruger van het begin af aan twee dingen voor ogen gehad (zoals bij al zijn restauraties, die uiteraard niet vrij van sub jectiviteit zijn): ten eerste behoud van zo veel mogelijk van de waardevolle architec tuur en de onderdelen daarvan, en ten twee de harmonie tussen de delen, zodat die op de juiste wijze tot hun recht kunnen komen en een aangename omgeving voor de mens vormen. Bij behoud van het oorspronkelijke deel van de achtervestibule (voorwaarde van de Monumentenraad), zag Kruger bij de aanvaarde situering van de nieuwe trap maar één goede mogelijkheid en dat was doorcomponeren in dezelfde detaillering. Door de onderlinge verhouding van het ou de en nieuwe deel -van de achtervestibule zou het waarschijnlijk niet gelukt zijn de noodzakelijke eenheid in ruimtewerking te bereiken, wanneer daar twee verschillende (tegenstrijdige) architectuuropvattingen naast elkaar hadden bestaan - en aan een pseudomoderne 'neo Empire' o.d. had waarschijnlijk niemand behoefte. Niette min, het zoeken naar een 'eigentijdse' op lossing voor dergelijke gevallen blijft ook voor mij als architect een geweldige uitda ging. Het ideaal zou zijn het vinden van een onbetwistbaar eigentijdse vormgeving, met een kracht en verfijning en sfeer die gelijk waardig is aan die van de bestaande archi tectuur (die wel de voorsprong heeft van een ontwikkeling van een paar duizend jaar!). Dat nieuwe zou dan, zonder de eigen identi teit te verliezen, moeiteloos moeten opgaan in het geheel, zo dat je je achteraf pas reali seert dat daar iets volkomen nieuws is ge creëerd. Op die wijze zou een overspanning van de Grote Balzaal met een eigentijds plafond, zoals Van Raay opperde, inder daad tot spectaculaire resultaten kunnen lei den. (Als architect jeuken je vingers om dat eens uit te proberen.) Toch ga je dan voorbij aan het feit dat zo'n interieur als eenheid is ontworpen en niet als optelsom van wanden en plafond. Die karakteristieke eenheid zou verdwijnen, en we blijven dan met het risico zitten dat een volgende generatie onze op lossing als een niet te herstellen verminking zal zien (voorbeelden te over, zoals de kap van de Ridderzaal). Nog enkele opmerkingen betreffende het exterieur. Herplaatsen van het balkon aan het Noordeinde lag meer voor de hand dan het maken van een 'eigentijds', want a) de (kostbare) onderdelen waren nog aanwezig, b) het vormt qua vorm een goede eenheid De vergrote achtervestibule met nieuwe trap. Bij behoud van het oorspronkelijke deel van de achtervestibule, zag Kruger bij de aanvaarde situering van de nieuwe trap maar één mogelijkheid: doorcomponeren in dezelfde detaillering als het oorspronkelijke deel van de vestibule. Foto: Capital Press

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 19