Woonhuispot verdwijnt
VOORSTEL TOT BESLUIT
Aan de restauratie van een gebouw ligt de
bedoeling ten grondslag om de kwaliteit van
het gebouw opnieuw en optimaal te laten
spreken. Het moet dan ook onontkoombaar
geacht worden dat de gelegenheid die zich
nu voordoet gebruikt wordt voor het totale
herstel van de originele schoonheid van dit
kerkinterieur. Het enige wat daartoe nodig
is, is het verwijderen van de storende en
ontregelende beschilderingen.
Het opnieuw beschilderen hoeft na deze
analyse geen grote problemen meer op te
leveren. De beschilderingen in de concha en
boven het priesterkoor kunnen gehandhaafd
blijven. Dit impliceert dat voor het kleuren
gamma een uitgangspunt is geaccepteerd.
In de Westbouw kan de beschildering ook
gehandhaafd blijven. De kleuren zullen dan
wel op het geheel afgestemd moeten
worden.
In het schip kan in principe alle schilder
werk vervallen. Hierdoor krijgt het interieur
zijn oorspronkelijke allure en harmonie
weer terug. De kolommen met de erboven
liggende bogen tot aan de lijst krijgen b.v.
een egale kleur. De vakken daarboven,
waarin de ramen geplaatst zijn, kunnen bij
na wit blijven. De schalken en de gewelfrib-
ben worden kleurig, overeenkomstig het
schilderwerk in de Westbouw. Het spreekt
vanzelf dat de zijbeuken met de daarin aan
gebrachte gewelven, op dezelfde manier be
handeld worden als het middenschip.
Om de architectuur van de totale kerk tot
zijn recht te laten komen zal nu de meeste
aandacht aan het tot nu toe verwaarloosde
transept besteed moeten worden. In de
vlakverdelingen op de wanden zal het nodi
ge van het middenschip en de Westbouw
overgenomen moeten worden. Een enigs
zins jammerlijk feit is dat de bestaande
schilderingen op de oostwand zullen moeten
vervallen. Zoals opgemerkt staan ze niet op
de goede plaats en bovendien zijn ze in een
kleurstelling die onverenigbaar lijkt met de
kleuren van de concha en het gewelf, die als
uitgangspunt dienen.
Als de nieuwe beschilderingen weinig figu
ratief en weinig contrastrijk worden uitge
voerd dan ontstaan er grote mogelijkheden
voor nieuwe glas-in-lood ramen, waarin dan
de iconografie en de moderne Limburgse
glasschilderkunst een goede kans kunnen
krijgen.
109
Na ongeveer 30 jaar gaat de zg. Woonhuis
pot verdwijnen.
Een kleine honderd gemeenten hebben in
februari j.1. een brief van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg (RDMZ) ontvan
gen waarin dit 'overlijdens' bericht verpakt
was in een uitnodiging om nieuwe aanvra
gen in te dienen (voor zover daar nog finan
ciële ruimte binnen het budget per gemeente
aanwezig is) omdat per 1 januari 1986 de
regeling wordt ingetrokken.
Wat is nu eigenlijk deze Woonhuispot; bin
nen het jaarlijkse budget van de RDMZ is in
het verleden een hoofdverdeling gemaakt
naar een viertal groepen monumenten, te
weten de grote monumenten, woonhuismo
numenten, molens en orgels, met de bedoe
ling dat ondanks de bestaande krapte aan
financiële middelen elke categorie min of
meer aan bod zou komen.
Deze budgettaire versleuteling naar de cate
gorie woonhuizen wordt in de wandeling de
Woonhuispot genoemd en bedraagt dit jaar
30 miljoen, zijnde ongeveer eenderde van
het budget van de RDMZ.
Met het instellen van deze pot in het midden
van de vijftiger jaren was de RDMZ zijn tijd
ver vooruit; voor Amsterdam werd namelijk
binnen het totale budget van de RDMZ een
gedeelte gereserveerd dat met zekerheid al
leen voor deze gemeente besteed zou wor
den en welk bedrag in goed overleg met de
gemeente verdeeld zou worden.
Bij de oprichting van het gemeentelijke bu
reau Monumentenzorg aldaar in 1955 was
dus al een min of meer ideale situatie ge
creëerd van wat nu decentralisatie wordt
genoemd; afwijkend van elders wordt de
Woonhuispot hier nog altijd 'Woon- en pak
huizen' genoemd. Uiteraard werd er door
andere gemeenten met de nodige jaloezie
naar gekeken en binnen enkele jaren be
schikten enkele tientallen gemeenten even
eens over een vergelijkbare jaarlijkse toe
kenning,. maar van aanmerkelijk bescheide
ner omvang.
Mede aan deze financiële duidelijkheid is
veel van wat er nu nog staat te danken;
gezien de bescheiden bedragen waren de
subsidies slechts beperkt, maar juist wel
voldoende om de ernstige gebreken aan te
pakken.
De Woonhuispot gaat het komend jaar op in
'geldstroom 1genoemd in de nota over de
Monumentenzorg van mei 1984, en zorgt
daarbij mede voor een voorfinanciering van
het Nationaal Restauratiefonds (N.R.F.),
dat met ingang van 1986 in werking moet
komen; voor de jaren tot 1990 schommelt
het jaarlijkse bedrag rond de 95 miljoen.
De opzet is dit bedrag op dezelfde wijze te
gaan verdelen over de gemeenten zoals het
is gebeurd met het Fonds Stadsvernieuwing;
over de precieze vorm waarin dit zal gaan
gebeuren buigen zich momenteel een twee
tal ambtelijke werkgroepen.
Van deze woonhuispotten kunnen m.b.t.
beschermde monumenten, ten laste worden
gebracht:
le verzoeken vanaf 1 januari 1983 (datum
ingang Tijdelijke Bijdrageregeling Restau
ratie Monumenten), die wegens gebrek aan
financiële middelen zijn afgewezen;
2e verzoeken die vanaf 1 januari 1983 in
behandeling zijn maar nog niet zijn afge
daan (waarbij overschrijdingen inbegre
pen), en voldoen aan het bepaalde in artikel
6 van de Tijdelijke Bijdrageregeling Restau
ratie Monumenten, zowel voor woonhuizen
als andere beschermde monumenten;
3e nog in te dienen verzoeken vóór 1 sep
tember 1985 (waarbij overschrijdingen in
begrepen), die eveneens voldoen aan het
bepaalde in artikel 6 van de Tijdelijke Bij
drageregeling Restauratie Monumenten, zo
wel voor woonhuizen als andere bescherm
de monumenten;
4e subsidiabele overschrijdingen op reeds
ingediende en nog in te dienen geldelijke
verant woordi ngen
Voor alle categorieën geldt uitdrukkelijk dat
honorering van verzoeken slechts kan
plaatsvinden, voor zover de beschikbare
middelen zulks toelaten. Na 1 september
1985 zal aan de hand van de dan ontstane
situatie worden bezien in hoeverre honore
ring van verzoeken, die wel voor I septem
ber 1985 zijn binnengekomen maar gezien
het bedrag van de reservering niet voor een
bijdrage in aanmerking kwamen, kan
plaatsvinden.
's-Hertogenbosch Ter gelegenheid van het
800-jarig bestaan van 's-Hertogenbosch
wordt in het Museum Slager, Choorstraat
16 van 7 mei tot 28 juli een tentoonstelling
gehouden onder de titel 'Den Bosch en de
St. Jan, één feest in kleur en lijn'. Zij bevat
werken van de Bossche schildersfamilie
Slager, uit eigen bezit, bruikleen en een
keuze uit de collecties van het Prentenkabi
net. Openingstijden dinsdag t/m vrijdag en
zondag van 14-17 uur en de eerste zaterdag
van de maand van 14-17 uur.
De Sint Jan in Den Bosch, uit de collectie Slager.