107
Liii.il - li
r n ii il i;l
Fig. 2 Aanzicht van de binnenwand van het
middenschip, zonder beschilderingen.
de indruk van een nis met daarin relatief
kleine ramen. Aan de westzijde daarvan is
een koortravee (F) gebouwd die er architec
tonisch volledig mee samenhangt, maar de
ze proporties worden in de rest van de kerk
niet teruggevonden.
transept
Tussen het beschreven westelijk deel en het
zojuist genoemde oostelijke gedeelte blijft
een ruimte over, het transept fig. 1, E).
Deze ruimte lijkt min of meer vanzelf ont
staan te zijn en maakt, in tegenstelling tot de
andere binnenruimten, een holle of lege in
druk. De openingen naar de aangrenzende
ruimten worden niet vanuit het transept
maar vanuit de aangrenzende bijruimten be
paald, waardoor ze, vanuit het transept ge
zien, nogal willekeurig geplaatst zijn. Ook
de bovenramen in het transept stroken niet
met bij voorbeeld de gewelfindeling, (fig.
3).
Fig. 4 Aanzicht westbouw vanuit het
middenschip, zonder beschilderingen.
Fig. 3 Noord-oostwand van het transept,
zonder beschildering.
BESCHILDERING
Inleiding
Het schilderen van een ruimte is een zaak,
die, oppervlakkig gesproken, op diverse
manieren kan worden aangepakt. Wordt de
ruimte egaal in een kleur geschilderd, bij
voorbeeld gebroken wit, dan wordt de ar
chitectonische en plastische samenhang on
geflatteerd getoond. Hoewel het tegenwoor
dig veel voorkomt, blijft het een typische
keuze en doet het wat laboratoriumachtig
aan.
Een stap verder is, plastisch te onderschei
den bouwkundige onderdelen in dezelfde
kleur, maar iets donkerder of iets warmer
van tint te schilderen, waardoor de reliefs in
wanden en kolommen, of wanden en nissen
iets duidelijker worden aangezet. Op het
ogenblik worden veel neogotische kerken
Fig. 5 Aanzicht van de westbouw vanuit het
middenschip, getooid met schilderingen.
die in de vijftiger jaren wit geschilderd zijn,
weer enigszins op kleur gebracht.
Weer een duidelijke stap verder is het aan
brengen van verdelingen op de bouwkundi
ge onderdelen, bijvoorbeeld een gedeelte
van een wand donker en een ander gedeelte
licht. Er ontstaat dan een extra compositie
aspect, hetwelk de architect niet heeft voor
zien. Figuratieve beschilderingen bewerk
stelligen vaak dat het beschilderd vlak als
wand wegvalt. Oppervlakken met streepjes
of blokjes beschilderd, zoals in de Sint Ser-
vaas veelvuldig voorkomen, verliezen hun
'massiviteit'.
Met een dergelijke werkwijze komt de
schilder in de gevarenzone. Hij is in staat
het architectonisch concept te wijzigen en
de idee van de architect te doorkruisen.
Als een gebouw niet wordt witgeschilderd,
maar op enigerlei andere wijze gekleurd be
tekent elke beschildering een aanvulling of
een wijziging van de architectuur. In de
praktijk is een groot aantal resultaten moge
lijk: van een gelukkig complementeren van
een onevenwichtig gebouw, tot een totaal
verstoren van sublieme architectuur.
DE TOEGEPASTE SCHILDERWIJZEN
IN DESINTSERVAAS EN
DE BEZWAREN HIERTEGEN
Bezien we, parallel aan de bij dit artikel
gevoegde beschrijving van de bouwkundige
compositie van de kerk, de wijze waarop
het interieur is beschilderd, dan moeten we
weer beginnen met de Westbouw.
Dit onderdeel van de kerk is door de be
schildering niet veranderd, omdat de kleu
ren en de belijningen steeds binnen de be
staande architectonische vormen blijven.
Van sommige kolommetjes kan gezegd
worden dat ze erg kleurrijk zijn, maar die
kleurenrijkdom is gehecht op een beeld-
houwkunstig onrustige ondergrond en wij
zigt de architectuur feitelijk niet. De West
bouw is door een boog (A) verbonden met
het middenschip (fig. 4). Boven die boog
bevindt zich een lijst (B), ter hoogte van de
vloer van de boven in de Westbouw gelegen
Keizerzaal. Het boven de boog gelegen
muurvlak C heeft architectonisch een ande
re betekenis dan de boog zelf. De boog met
het muurwerk tot aan de lijst moet massief
aanwezig zijn. Hierdoor is de Westbouw
vanuit het middenschip herkenbaar. Deze
constructie moet dus visueel duidelijk aan
wezig blijven. Het boven de lijst gelegen
deel zou kunnen wegvallen. Hier zouden
zelfs openingen naar de Keizerzaal mogelijk
zijn.
De manier waarop de boog en het erboven
gelegen muurvlak figuratief beschilderd
zijn, doet de massiviteit van de boog echter
teniet. Hierdoor wordt de aansluiting zeer
onduidelijk, hetgeen niet zonder opzet is
gebeurd. Door deze ingreep sluit de West
bouw namelijk minder slecht aan bij het
schilderkunstig ook gedeformeerde midden
schip (fig. 5 en 8).