Beheersplannen
beter voor
onderhoud molens
f/
232
DOOR J. A. M. DE NIE*)
ONDERHOUDSSUBSIDIE
Al sinds 1961 is er voor molens, naast een restauratiesubsidieregeling, een onderhoudssubsi-
dieregeling van kracht. Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming in de jaarlijkse kosten
van onderhoud, waardoor over het algemeen 20% van de maximaal te subsidiëren kosten van
onderhoud door de eigenaar moet worden gedragen. Besluit een eigenaar meer te besteden
dan het maximum van de subsidieregeling - en dat is helaas vaak nodig - dan is dat gedeelte
geheel voor zijn rekening. Aangezien het idee leeft dat jaarlijks onderhoud een veel effectie
vere methode is om monumenten te behouden, dan, zoals bij molens gemiddeld gebeurt, ze
eens in de 20 jaar te restaureren, heeft 'De Hollandsche Molen' in 1980 een onderzoek laten
verrichten door het adviesbureau De Nie naar het functioneren van de onderhoudssubsidiere-
geling voor molens in de periode 1961-1980. Daarbij bleek dat het gebruik van de regeling
na een aanvankelijke stijging gestabiliseerd is, dat per jaar ongeveer 55% van de molens van
de regeling gebruik maakt en dat daarvan weer 55% meèr besteedt dan het maximum van de
subsidieregeling.
Grafiek 1.
Percentage molens per jaar dat gebruik ge
maakt heeft van de subsidie-regeling onder
houd.
Voor ongeveer 25% van de molens neemt de
eigenaar dus meer dan 20% van de kosten
voor zijn rekening. Het maximum van de
onderhoudssubsidie-regeling bedroeg ten tij
de van het onderzoek 3.000,- voor een
werkende molen, terwijl gemiddeld aan on
derhoud ongeveer 6.000,- per molen bleek
te zijn uitgegeven. Onderhoud is dus een
dure zaak voor de eigenaar, vooral als men
het vergelijkt met restauratiesubsidies, waar
van slechts 10% door de eigenaar behoeft te
worden betaald. Dit systeem van regelingen
brengt dus met zich mee dat het voor een
eigenaar voordeliger is om een.molen te la
ten vervallen tot een volgende restauratie no-
Ir. J. A. M: de Nie verrichtte in opdracht van de
Vereniging De Hollandsche Molen het onderzoek
naar het functioneren van de onderhoudsregeling
voor molens.
dig is dan om jaarlijks voldoende onderhoud
te plegen. Dit blijkt de eigenaar ongeveer de
helft te schelen. Omdat dit uiteraard het mo-
lenbehoud niet ten goede komt, pleit het rap
port ervoor om het eigenaarsaandeel in beide
subsidieregelingen gelijk te stellen, zodat er
geen onnodige belemmeringen zijn om re
gelmatig onderhoud te plegen.
10.000,- PER JAAR PER MOLEN
Een aantal molens valt onder de Wet Be
scherming Waterstaatswerken in Oorlogstijd
(B.W.O.). Het zijn poldermolens die bij het
uitbreken van een oorlog de bemaling van de
betrokken polder moeten kunnen overne
men. Daarom zijn deze molens ten laste ge
bracht van genoemde Wet en dienen altijd
maalvaardig te zijn. Dit betekent dat zij on
geacht de kosten jaarlijks goed worden on
derhouden.
Uit bovengenoemd onderzoek bleek dat het
in goede staat houden van deze molens in
1980 ongeveer 10.000 a 11.000 gulden per
jaar kostte.
Aan de niet-BWO-molens, en dat is het
overgrote deel, wordt dus jaarlijks structu
reel te weinig uitgegeven, hetgeen te zijner
tijd weer moet worden gecompenseerd door
een nieuwe restauratie.
Verder bleek dat het systeem van jaarlijks
voldoende onderhoud in vergelijking tot ma
tig onderhoud en van tijd tot tijd een restau
ratie niet duurder is doch in het algemeen iets
goedkoper is.
RENDEMENT
Daarbij moet vooral worden opgemerkt dat
het rendement van het bestede geld aanmer
kelijk toeneemt als men overgaat naar een
systeem van jaarlijks onderhoud. Een molen
staat er dan immers altijd goed bij, terwijl de
huidige tendens met de nadruk op restauratie
betekent dat een molen die eenmaal is geres
taureerd, langzaam afglijdt naar een volgen
de restauratie en dus gemiddeld de helft van
de tijd er slecht bij staat. Al met al genoeg
aanleiding om te pleiten voor regelmatiger
onderhoud.
Grafiek 2 waarin de staat van onderhoud van
een molen uitgezet is tegen de tijd, illustreert
de beide systemen.
Bij een beleid waarbij de nadruk op regelma
tig onderhoud ligt, blijft de staat van onder
houd rond 'goed' schommelen.
Momenteel wordt 75% van het molenbudget
aan restauratie besteed en 25% aan onder
houd. Gelet op het bovengeschetste positieve
effect van jaarlijks onderhoud, is het beleid
van 'De Hollandsche Molen' er op gericht
om binnen de beschikbare middelen een gro
ter deel te besteden aan onderhoud. Als kern
punt van dat beleid is geformuleerd: 'Meer
doen met dezelfde middelen door een plan
matiger aanpak, gericht op periodiek onder
houd'
De vraag is echter hoe vorm moet worden
gegeven aan een dergelijk beleid en met na
me hoe een regeling er uit moet zien, wil zij
het gewenste effect bereiken.
BEHEERSPLANNEN
Een van de oorzaken van de huidige verhou
ding kosten restauratie/kosten onderhoud is
het hanteren van maxima in de onderhouds-
Grafiek 2
goed
staat t
van
onderhoud
HUIDIG BELEID
nadruk op
restauratie
VOORGESTELD BELEID
nadruk op
onderhoud
10
Ju
jy
<0.
j ^.^-gOBtylaerd
30
20 -
10
werkelijk verloop
«2 «3 (4 «3 tt 87 SS «9 30 71 72 73 74 73
78 77 79
Grafiek 1
l"'
percentage molen* per Jaar dat gebruik gemaakt
heeft van de subsidieregeling onderhoud