227
Aangezien niet in alle streken van het land
voldoende in bedrijf zijnde molens worden
aangetroffen, zullen sommigen er dus nogal
eens voor moeten reizen.
Aanvankelijk was de opzet dat de leden op
eigen initiatief een vakmolenaar zouden zoe
ken om van hem het vak te leren, waarna zij
op aanbeveling van die molenaar en met in
achtneming van de voorgeschreven theorie
lessen het examen zouden kunnen afleggen.
Het gebrek aan vakmolenaars noopte echter
tot het samenstellen van een lijst van instruc
teurs die bereid zijn de leden te instrueren.
Het is echter geenszins verplicht om bij een
z.g. instructeur-vakmolenaar of instructeur-
vrijwilliger de praktijk te leren. Dit kan
evengoed bij een andere, niet op de lijst
voorkomende vrijwilliger, die hiertoe bereid
is.
De duur van de opleiding is sterk afhankelijk
van de cursist zelf en van de frequentie waar
mee hij de instructiebijeenkomsten bezoekt.
Voor mensen, bij wie de molenbelangstel
ling op latere leeftijd is gekomen, moet al
gauw op twee jaar worden gerekend. Men
moet toch tenminste in alle seizoenen met
een malende molen hebben leren werken
voor men voldoende ervaring onder alle
weersomstandigheden, gedurende minimaal
100 uren, heeft.
En dan, als het examen dat afgenomen wordt
door de examencommissie van De Holland-
sche Molen met goed gevolg is afgelegd,
komt voor de meesten de tijd om zelf, als
vrijwillig molenaar, aan het werk te gaan.
Ook dan kan het Gilde behulpzaam zijn en
wel met het zoeken naar een geschikte
molen.
Nagenoeg alle geslaagden zijn ook na het
behalen van het getuigschrift lid gebleven
van het Gilde. Op die manier blijft er leven
dig contact bestaan tussen zelfstandig werk
zame vrijwillige molenaars en de leden-in-
opleiding.
DE OPLEIDING
Er zijn nog beroepsmolenaars. Er zijn ook
molendeskundigen. Het vak kan dus nog ge
leerd worden, maar men stelle zich dat voor
al niet te eenvoudig voor. De bediening van
een molen die 'voor de prins draait' is in
betrekkelijk korte tijd te leren. Voorop staat:
kennis van het weer.
Een windmolen is geen speelgoed. De kracht
van de wind is groot en die moet een mole
naar terdege kennen en kunnen voorspellen.
En dat kan alleen met ervaring. Jarenlange
ervaring. Het beste doet men die op onder
het toeziend oog van de instructeurs, die als
geen ander het weer, de wind en hun molen
kennen.
Het is geenszins de bedoeling om vakmensen
op te leiden, maar mensen die terzake des
kundig en verantwoord met een molen kun
nen omgaan.
Heeft men het getuigschrift eenmaal, dan
komt men in de gelegenheid om het mole
naars werk pas echt onder de knie te krijgen.
In sommige gevallen worden vrijwilligers
door vakmolenaars verder geholpen, zodat
zij op den duur geen genoegen meer behoe
ven te nemen met het louter laten draaien van
de molen, maar ook leren om eens een zakje
veevoer te malen. Dit is echter niet in eerste
instantie de opzet van het gilde, hoewel die
ontwikkeling wel wordt toegejuicht.
Dat ook een flinke theoretische kennis van
allerhande molens en onderdelen noodzake
lijk is, behoeft geen betoog. Een vrijwillige
molenaar is geen molenaar die geboren is op
een molen en die zijn vader in diens voet
spoor zal volgen. Hij mist dus de kennis en
de feeling, die vroeger van geslacht op ge
slacht werd overgebracht.
Die noodzakelijke theoretische kennis is al
vanaf het eerste begin door het Gilde onder
kend. Een van de eerste stappen was het
zoeken naar een molendeskundige, die de
nodige theorie (in dit geval over poldermo
lens) op papier kon zetten. Dat is op voor
treffelijke wijze gedaan door de heer J. den
Besten. Daarnaast zijn in de loop der jaren
van het bestaan van het gilde ook vrijwilli
gers naar voren getreden, die hun verworven
kennis zodanig hebben uitgediept, dat zij
reeds vele publicaties als instructiemateriaal
op papier hebben gezet. Deze zijn uitgege
ven door het gilde en zijn een grote steun bij
het onderricht.
Verder probeert het gilde behulpzaam te zijn
door het geven van praktische en theoreti
sche wenken, tips en informatie en is een
onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden
om de risico's die het malen met zich mee
kan brengen te verzekeren.
In korte trekken is door dit werk van het
Gilde van Vrijwillige Molenaars aan de
reeks:
MOLEN STILSTAND VERVAL
RESTAURATIE
een nieuwe term toegevoegd: MALEN!!!
Want molens moeten draaien, dat is hun
kracht en daar zijn ze voor gebouwd!
Een vrijwillige molenaar tijdens zijn examen bezig met het aanbrengen van zeilen aan de wieken van
een standerdmolen te Terschuur (Gld.). Foto: De Hollandsche Molen.