Waarom vrijwillige
molenaars?
226
DOOR G. J. POUW*)
Reeds sinds 1923 is het behoud van molens
door de oprichting van de vereniging De
Hollandsche Molen gecoördineerd ter hand
genomen. Jaren van veel werk zijn sindsdien
verstreken, met soms weinig sukses door on
begrip, maar uiteindelijk toch een prachtig
resultaat van meer dan 1000 voor ons land
behouden molens.
Honderden molens zijn in de loop der jaren
gerestaureerd en onder beheer gekomen van
verenigingen of stichtingen, die met veel
liefde voor de molen op behoud toezien.
Helaas, met restaureren en beheren alleen
komt men heden ten dage in de problemen,
want voor geen enkel historisch monument
geldt zo sterk het gezegde: 'stilstand is ach
teruitgang'. En voor een molen gaat dit,
staande in weer en wind, opmerkelijk snel.
Uit de praktijk is gebleken, dat een gerestau
reerde molen, die nimmer draait, reeds na
vijf a zes jaar weer aan een volgende restau
ratiebeurt toe is.
DAAROM MOETEN MOLENS DRAAIEN
Een molen staat uit hoofde van zijn functie in
weer en wind. Wanneer hij niet gebruikt
wordt is er meestal weinig of geen toezicht.
Kleine gebreken, zoals lekkages, roest,
slechte delen in het rietdek e.d. worden dan
niet tijdig opgemerkt. Wanneer deze dan
zichtbaar worden, is de schade meestal zeer
groot.
Bij regelmatig in werking stellen, vallen de
ze gebreken eerder op en zijn vaak met wei
nig kosten te verhelpen, veelal door de vrij
willige molenaar zelf. Ook het periodieke
onderhoud wordt dan meestal tijdiger uitge
voerd. Dit werkt vanzelfsprekend sterk kos
tenbesparend.
Een draaiende molen verlevendigt het land
schap veel meer dan een stilstaande. Wer
kend toont hij ook veel beter het vernuft van
onze voorouders, die met deze werktuigen
de industrialisatie op gang brachten en er
grote delen van ons land mee droogmaalden.
Daarom moeten molens draaien.
DAAROM ONTSTOND HET GILDE VAN
VRIJWILLIGE MOLENAARS
In 1967 kwam een groepje molenliefhebbers
bij elkaar, die een duidelijk uitgangspunt ge
meen hadden wat betreft molenbehoud, nl.
het laten werken van molens.
Hoe langer hoe meer deed en doet zich ech
ter het probleem voelen van het vergrijzen
van de beroepsmolenaars. In onze huidige
maatschappij zijn molens, of het nu indus
trie-, polder- of watermolens zijn, niet of
nauwelijks 'rendabel' en dan vaak alleen nog
met subsidies van de overheid.
Veel vakmolenaars moesten om die reden de
molendeur voorgoed achter zich dichttrek
ken. Het aantal windmolens met een be
roepsmolenaar bedraagt nog geen 5% van
ons huidige molenbestand en dit percentage
neemt nog steeds af. De enige bestemming
van een molen, die in overeenstemming is
met het behoud van de molen als levend
monument, is die waarbij de molen als werk
tuig onaangetast blijft. Dat betekent dat de
oorspronkelijke functie van de molen (hout
zagen, graan malen, polderbemaling e.d.)
behouden moet blijven. En dat kan alleen
zinvol gebeuren als er mensen blijven be
staan, die in staat zijn de molen ook die
functie te laten uitoefenen. Dat zijn natuur
lijk in de eerste plaats de vakmolenaars,
maar daarnaast de vrijwillige molenaars. Dat
deze argumenten steekhoudend zijn en niet
voortspruiten uit een soort idealisme van
mensen, die graag met molens willen 'spe
len', blijkt wel uit het feit, dat de overheid
aanzienlijke subsidies toekent in de kosten
van het jaarlijks onderhoud van molens, op
voorwaarde dat ze tenminste regelmatig
draaien! Deze steekhoudende argumenten
deed het genoemde kleine groepje molenlief
hebbers in 1972 tot het besluit komen een
Gilde van Vrijwillige Molenaars op te rich
ten. In de statuten staat als hoofddoelstel
ling, dat dit nieuwe Gilde zich in de ruimste
zin des woords zou beijveren molens weer in
bedrijf te brengen of te laten draaien.
Het Gilde probeert dit te realiseren door:
- Vakmolenaars, die dat willen, op hun
molen les te laten geven in het draaien met
een molen. Er wordt naar gestreefd de molen
ook zijn oorspronkelijke functie te laten ver
richten. De cursustijd varieert al naar gelang
van inzet in inzicht van één tot twee jaar.
- Theoretische kennis verzamelen, op pa
pier zetten en aan de leden verstrekken. Deze
kennis is noodzakelijk, omdat deze niet
meer, zoals voorheen, van geslacht op ge
slacht wordt doorgegeven.
- Het organiseren van instructieve bijeen
komsten, o.a. de jaarlijkse ledenvergade
ring.
- Het organiseren van de examens, afgeno
men door een commissie van deskundigen
onder auspiciën van 'De Hollandsche
Molen.'
- Het onderhouden van contacten en het
samenwerken met andere landelijke en re
gionale moleninstanties om een zo goed mo
gelijk resultaat van alle activiteiten op mo-
lengebied te bereiken.
WAT MOETEN DE LEDEN ER VOOR
DOEN?
Hierboven werd omschreven wat tenminste
is vereist: daadwerkelijke belangstelling en
enthousiasme. Om de opleiding met succes
te kunnen volbrengen zal men niet alleen
zeer regelmatig de lessen van de instructeurs
moeten bijwonen, maar ook veel op nog
werkzame molens moeten rondneuzen.
Niet alleen kijken, maar ook de handen uit
de mouwen steken; ook als het regent of als
het hard waait en uiteraard niet in het zon
dagse pak. Onder alle omstandigheden moet
een vrijwillig molenaar ervaring opdoen.
Onder het toeziend oog van enkele leden van de examencommissie van de Vereniging 'De Hollandsche
Molen' legt een vrijwillig molenaar een proeve van bekwaamheid af.
Foto: G. J. Pouw, Naarden.
de heer G. J. Pouw is bestuurslid van het Gilde
van Vrijwillige Molenaars