Nieuwbouw
ineen
bestaande
omgeving
Wie de schoen
pastkrijgt geen
pijn aan zijnvöcien
122
Hoe er nieuw gebouwd moet worden bin
nen bestaande stedebouwkundige structu
ren en hoe 'open gaten' in straten dienen
te worden gevuld is en blijft een actueel
onderwerp en de discussies daarover blij
ven gewenst, zeker nu de stadsvernieu
wing in volle gang is.
Hoge waardering voor het - veelal histo
risch en architectonisch waardevolle - be
staande, eist dat dit 'aangepast' dient te
gebeuren.
Deze eis blijkt in de praktijk voor velerlei
uitleg vatbaar: aangepast wat betreft het
gebruikte materiaal? maat en schaal? rit
me? plasticiteit? functie?
Omdat jn Heemschutkring er in het alge
meen van wordt uitgegaan dat een harmo
nisch beeld niet mag worden verstoord en
dat nieuwe harmonie dient te worden na
gestreefd, protesteert de Bond als in een
waardevolle omgeving nadrukkelijk van
dit uitgangspunt wordt afgeweken.
Zo plaatsten we onlangs kritische kantte
keningen bij verschillende nieuwbouw
projecten in de Haarlemse binnenstad.
Daaronder bevond zich ook het wit ge
schilderde, in beton uitgevoerde, com
plex van in samenhang met een halfon-
dergrondse parkeergarage gerealiseerde,
splitlevelwoningen aan de Pietersstraat,
vlakbij de middeleeuwse Janskerk.
Heemschut achtte het raadzaam, dat bij
dergelijke projecten in de toekomst de
nodige 'voorzichtigheid' wordt betracht.
Bij een interne discussie kwam vervol
gens naar voren dat dit woningbouwpro
ject op zichzelf in vele opzichten een har
monieus geheel is, de omgeving qua
bouwmassa's zeker ontziet en voorts dat
door de aanwezigheid van een garage
geen overmatig parkeren door de bewo
ners in de smalle binnenstadsstraat ont
staat. Kortom dat het complex zonder
meer kwaliteit bezit.
In een gesprek met de architect, Ir. L. C.
Röling, stadsarchitect van Haarlem en
voorts actief op het gebied van de Monu
mentenzorg, verklaarde deze, beslist niet
'het' recept voor bouwen in een waarde
volle omgeving te hebben gegeven, wèl
achtte hij dit 'een' manier en wel 'één die
mijn voorkeur heeft'.
Wij nodigden hem uit om, gezien zijn
standpunt dat door hem op deze wijze het
juiste respect voor historische waarden is
betracht, zijn visie op dit probleem nader
te belichten.
De redactie hoopt dat met dit artikel thans
een goede discussie over dit onderwerp in
onze kring op gang komt.
- OVER WAT PAST EN WAT PIJN DOET AAN DE OGEN -
DOOR WIEK RÖLING
Wanneer er een grote oceaanstomer aan een
van de kades van Venetië meert, zijn er maar
weinigen die zich opwinden over deze bot
sing van stijl en tijd. De schaal van het schip
is onvergelijkbaar met de grootste paleizen
en kerken (alleen de Maria delle Salute houdt
het uit) en een groter contrast tussen eigen
tijdse techniek en traditioneel ambacht is
nauwelijks te vinden. Nu kan ieder tegen
werpen, dat een schip niets met een oude
stad te maken heeft en dat het schip weer
wegvaart en daarom niet stoort. Echter meni
ge toerist komt twee of drie dagen in Venetië
en zo'n boot ligt er soms weken en maakt
van de kade waar ze ligt afgemeerd een straat
met een moderne en een oude wand van
verschillende schaal. Natuurlijk is een schip
iets anders dan een gebouw, maar was de
boot een bouwwerk: ze zou kunnen storen en
nu ligt ze daar van het begin tot het einde van
het verblijf en stoort de toerist niet. Zij stoort
mij ook niet.
Het overkwam me eens dat zo'n enorm oce
aanschip zo lag afgemeerd dat het 'kasteel',
gezien vanaf een bepaald bruggetje, precies
paste in een gevelwand van Venetiaanse pa
leizen. Tussen die oude gebouwen leek een
uiterst modern wit stalen gebouw te staan
(Le Corbusier 1920 over architectuur:
'pourquoi ne pas faire des paquebots'?) en
het was prachtig. Het stoorde niet, het voeg
de zich werkelijk in de wand.
Dat stalen kasteel paste heel wat beter dan de
kwasi aangepaste bakstenen gebouwen, met
hun veel te vierkante raamgaten en afgedekt
- onder een te kort dakvlak - met lelijke
pannen. Het gaat er niet om, de pogingen
van 'aangepaste architectuur' waar er in de
Venetiaanse wanden gaten zijn gevallen af te
kraken, maar te signaleren hoe wonderwel
de vanzelfsprekende opbouw van het
scheepskasteel zich voegde in de paleizen-
wand.
Ik stond eens met een 'connaisseur' uit het
raam van zijn kantoor te kijken op de Heren
gracht. Hij verheugde zich over de prachtige
grachtenwand met de frisgroene lenteblaad
jes aan de bomen, en over de buitengewone
welvaart die bleek uit al die vrijwel nieuwe
auto's.
Op rn'n vraag, of hij niet vond dat die eigen
lijk permanente stroken glimmende auto
daken esthetisch stoorden, keek hij me pein
zend verbaasd aan - daar had hij nog nooit
bij stilgestaan. Wel weet ik zeker dat hij al
z'n relaties zou inschakelen (en hij had er
velen) als iemand het zou wagen een gat in
een grachtenwand te maken, 'het gave beeld
te verstoren'. Daar bedoelde hij dan mee,
iets anders zou bouwen dan een imitatie
grachtengevel, waarbij het mij dan steeds
verbaast wat men nog voor een 'grachtenge-
vel' aanziet.
Nu weet ik dat auto's en alle rimram die het
verkeer meebrengt aan borden, verkeerslich
ten, aangepaste straatprofielen en parkeer-
meters iets anders zijn dan een nieuw ge
bouw in een oude grachtenwand, maar je ziet
ze met dezelfde ogen en het oog accepteert
het één blijkbaar zoveel makkelijker dan het
andere.
Het is met gebouwen toch anders dan met
andere cultuuruitingen. Een exact in de aan
vankelijke staat van oplevering gereconstru
eerd huis, maakt een zeer stijve indruk. Toch
suggereren schilderijen van bv. Berkheyde
dat die huizen er zo strak hebben bijgestaan.
Wij accepteren in hoge mate de verande
ringen die straatwanden en gebouwen in de
loop der eeuwen - in het gebruik - hebben
ondergaan, en waarderen de gebruiksuit-
drukking vaak meer dan de gelikte uitmon
stering van eerste oplevering. Gezien naar de
smaak van de tijd, verkoos men in de 17de
eeuw echter natuursteen boven baksteen. En
indien men dan al baksteen moest toepassen
en toch zijn welvaart wilde tonen, dan koos
men een geslepen strakke steen. Als de bou
wers van toen nu hun bouwmaterialen moch
ten kiezen verkozen ze waarschijnlijk beton
(lijkt op natuursteen) boven bakstenen en
zouden ze als ze bakstenen namen, kiezen
voor de gladste groningse strengperssteen
(die lijkt het meest op de geslepen steen van
toen).
Dat wij de 17de eeuw willen oproepen met
onze armoedige 'handvorm'-baksteen, heeft
meer met de glans van 200 jaar verweven te
maken dan met stijlinzicht.
Hetzelfde geldt voor pleisteren en kleuren
van gevels. Pleisteren - zeker als je de voe
gen er in modelleert - lijkt op natuursteen en
zou menig 18de-eeuwer bekoren - het huidi
ge steeds maar weer streven naar de schone
baksteenwanden met pannen (betonpannen!)
geeft blijk van een gefixeerd beeld op een
vermeende periode uit de geschiedenis van
het bouwen en getuigt niet van historisch
inzicht.
Het is flauw met het argument te komen: 'als
monumentenzorg in 1650 was begonnen
woonden we nu allemaal in houten huizen en
wasten ons onder de pomp', maar het is wel