121
grondwater in Noord-Holland en dat leidt
weer tot inklinking van de aanwezige klei
en veenlagen.
De grootste stijghoogtedalingen worden ver
wacht in de kustgebieden van zuidelijk
West-Friesland en nabij Edam-Voldendam
(1,25 m).
Landinwaarts nemen de stijghoogtedalingen
geleidelijk af tot ca. 0,25 m op 5 a 10 km uit
de kust.
De grootste zettingen van de bodem, 17-
12 cm, worden voorspeld voor het gebied
direct ten noorden van Volendam en in de
omgeving van Wijdenes. Op 3 a 5 km af
stand van de kust zijn de zettingen berekend
van 2-5 cm, op Marken van 5-11 cm.
De schade die aan landbouw en natuur zal
worden toegebracht is volgens de onderzoe
ken gering. Anders ligt het bij de schade die
zal worden toegebracht aan de bebouwing en
infrastructuur.
De zakking van gebouwen hangt sterk af van
de fundering. De grootte van de zakking van
houten funderingspalen blijkt te variëren van
20 tot 60% van de bodemdaling. Betonnen
funderingspalen zullen, volgens het onder
zoek, slechts enkele millimeters zakken (0-
5% van de omringende bodemdaling). Dui
delijk is dat de bodem op een andere wijze
zakt dan de gebouwen. Ongelijke zakkingen
zowel van bodem als van gebouwen zijn,
gezien de ongelijkmatige opbouw van de bo
dem, zeker te verwachten. Daarnaast zullen
aansluitingen van b.v. riolering en waterlei
ding onder druk komen te staan en mogelijk
worden verbroken. De totale schade wordt
in het onderzoek geraamd op een bedrag
tussen de 500 en 1100 miljoen gulden.
TEGENMAATREGELEN
Uitgangspunt bij de door de Rijkswaterstaat
onderzochte tegenmaatregelen is dat de stijg
hoogtedalingen van het diepe grondwater in
de Noordhollandse kuststrook in principe
volledig worden tegengegaan. Als meest
aantrekkelijke tegenmaatregel is naar voren
gekomen het infiltreren via persputten van
gezuiverd oppervlaktewater in de bodem.
Daarbij wordt gedacht aan het plaatsen van
215 persputten in de Noordhollandse kust
strook. Via deze putten wordt dan jaarlijks
39 miljoen m3 water tot op 200 meter in de
bodem gebracht.
De investeringen in leidingen, analysebek
ken, zuiveringsinstallatie en persputten be
dragen volgens een globale schatting 160
miljoen gulden. De kosten van exploitatie,
onderhoud en vervanging worden globaal
geraamd op 15 miljoen gulden per jaar.
Opvallend is dat in sommige recente rappor
ten van Rijkswaterstaat en dé Rijksdienst
voor de IJsselmeerpolders niet wordt uitge
gaan van permanente infiltratie, maar van
tijdelijke infiltratie. Hierbij wordt gedacht
aan het gedurende 30 jaar in de bodem pom
pen van een afnemende hoeveelheid water.
De kosten van deze tijdelijke maatregel zijn
opgenomen in het door genoemde rijksdien
sten onlangs uitgebrachte rapport 'Economi
sche Analyse van de ontwikkelingen van het
Markerwaardgebied'. Gedurende de in deze
Markerwaardbegroting beschouwde 50 jaar
kost de 30 jaar durende infiltratie 422 mil
joen gulden (excl. rente, grondaankoop, za
kelijk recht). Bij permanente infiltratie zou
deze begrotingspost 805 miljoen gulden be
dragen.
Is de tijdelijke infiltratie, waarvan in de eco
nomische analyse wordt uitgegaan, even ef
fectief als de in het uitgebreide onderzoek
voorgestelde permanente infiltratie?
TIJDELIJKE INFILTRATIE GEEN OP
LOSSING
Tijdelijke infiltratie zal bodemdaling niet
voorkomen, het zal alleen tot gevolg hebben
dat de bodem langzamer daalt dan wanneer
geen tegenmaatregelen worden genomen. De
uiteindelijke bodemdaling zal echter dezelf
de zijn. Merkwaardig is dat er in het uitge
voerde onderzoek geen deelonderzoek is ge
daan naar de effectiviteit van de tijdelijke
infiltratie. Deze tijdelijke infiltratie geduren
de 30 jaar is zelfs geheel buiten het onder
zoek gehouden. In het samenvattend onder
zoeksrapport wordt in de conclusies vermeld
"De tegenmaatregel 'langzame daling van
de stijghoogte van het grondwater' moet
vooralsnog als minder aantrekkelijk worden
aangemerkt dan bovengenoemde voorzienin
gen. Een belangrijke factor hierbij is het feit
dat thans zeer weinig kennis voorhanden is
om aan te geven wat het verband is tussen
schade aan bebouwing en infrastructuur en
de snelheid van de zettingen."
Het laatste deelonderzoek meldt in zijn con
clusies:
'Met betrekking tot de duur van de eventueel
te treffen tegenmaatregelen is nader onder-,
zoek nodig om te bezien of en in welk tempo
de infiltratiehoeveelheid kan worden vermin
derd zodat (rest)schade aan bebouwing en
infrastructuur minimaal blijft.'
Kortom, de in de Markerwaardbegroting
voorgestelde tijdelijke infiltratie is niet geba-
"«SlsSf I
«iwiïSïS
seerd op een degelijk onderzoek. Sterker
nog: in het samenvattende onderzoeksrap
port wordt twijfel uitgesproken over de effec
tiviteit van. deze relatief goedkope variant. In
de Markerwaardbegroting gaan de twee
Rijksdiensten er kennelijk vanuit dat de tij
delijke infiltratie wel afdoende is. In de
'Economische Analyse' is namelijk geen
post voor schadevergoeding opgenomen. Er
wordt op deze wijze wel op een zeer vreem
de wijze omgesprongen met de bedreigde
cultuurhistorische waarden en met de belan
gen van eigenaren, bewoners en gemeenten.
SCHADEVERGOEDING
Tot nu toe zijn er, ondanks herhaald aandrin
gen van o.m. de betrokken gemeenten, door
het Rijk geen concrete toezeggingen gedaan
voor een schadevergoedingsregeling. Ge
meenten hebben particulieren daarom opge
roepen via een aangetekende brief het Rijk
aansprakelijk te stellen voor schade aan ei
gendommen die door aanleg van de Mar
kerwaard zal worden geleden. Zij hebben
geen of een weinig zeggend antwoord ge
kregen.
Mocht onverhoopt tot aanleg van de Marker
waardpolder worden besloten dan is een goe
de schadevergoedingsregeling zeker noodza
kelijk. In zo'n regeling moet ook rekening
worden gehouden met het feit dat het in vele
gevallen moeilijk zal zijn het onomstotelijke
bewijs te leveren dat een scheur in de muur
of een gesprongen rioolaansluiting door de
Markerwaard is veroorzaakt. Omkering van
de bewijslast moet daarom een onderdeel
vormen van een schadevergoedingsregeling.
Kosten voor het voor de inpoldering opne
men van gebouwen moeten uiteraard niet
voor rekening van gemeenten of particuliere
eigenaren komen, maar uit de Markerwaard
begroting worden betaald. Er moeten, moge
lijk via het aanleggen van een fonds, garan
ties zijn dat schade inderdaad kan worden
uitbetaald. Een dergelijke regeling moet,
mogelijk in de vorm van een Markerwaard-
schadewet, indien de regering zou voorstel
len de polder aan te leggen, worden gepre
senteerd samen met het inpolderingsvoor-
stel.
Beter nog dan goede tegenmaatregelen en
een waterdichte Markerwaardschadewet
is een beslissing de Markerwaard hele
maal niet aan te leggen. De cultuurhistori
sche waardevolle oude Zuiderzeeplaatsen
blijven dan aan ruim water liggen; visse
rij, recreatie en natuur kunnen zich in
harmonie ontwikkelen zonder dat cul
tuurhistorische waarden geweld wordt ge
daan en de in en buiten de plaatsen aan
wezige monumenten zullen blijven be
houden.
Het zo karakteristieke silhouet van de kust van
Noord-Holland dat door mogelijke inpoldering zal
worden bedreigd foto: Rijksmuseum
'Zuiderzeemuseum,' Enkhuizen.