\&n 'Eene bouwloodse der XlXe eeuw' naar eigentijds gemeentemuseum 116 DE ONVOLTOOID GEBLEVEN ONTWIKKELINGSGANG VAN CUYPERS' VERBLIJF TE ROERMOND DOOR BERNADETTE VAN HELLENBERG HUBAR Wie Roermond vanaf het zuiden binnen komt, doorkruist een lommerrijke entree, waaraan parkaanleg en de kromming van de Roer een landelijke allure geven. Enige dis sonanten vormen het al te nadrukkelijke pompstation en de drukke rijksweg. Dankzij één der brilliante verkeerstechnische invallen, waaraan Roermond de laatste jaren rijk is geweest, kan de automobilist na deze dubbelzinnige intocht bij een stoplicht ver toeven: aan zijn linkerhand rijzen de wonin gen omhoog van het eertijds befaamde kop pel Cuypers Stoltzenberg, thans gemeen temuseum van Roermond. Hier willen we in het kort enkele aspecten belichten van dit kleinschalige en zeer aan trekkelijke museum, dat bij het grote publiek weinig bekendheid geniet. En passant is het triest te moeten constateren dat van gemeen tewege twee tot dit beschermde complex be horende annexen aan hun lot worden overge laten. De emancipatie van werkplaats tot museum - laat staan tot gerespecteerd monu ment! - kan kennelijk nog niet als voltooid worden beschouwd. 'EENE BOUWLOODSE DER XlXe EEUW") De oorsprong van het huidige museumcom plex gaat terug tot het begin van de carrière van Pierre J. H. Cuypers (1827-1921). Vol gens zijn zoon, Jos, zou hij zich na de vol tooiing van de opleiding aan de Antwerpse Académie in 1849 gevestigd hebben buiten de Zwartbroekpoort aan de Maastrichterweg (nu Andersonweg)Het gebouw in zijn te genwoordige opzet is hoofdzakelijk tot stand gekomen in het magische jaar 1853: de ker kelijke hiërarchie in Nederland werd her steld, met als bekend of berucht gevolg de oprichting van nieuwe parochies op grote schaal. Voor kerkelijke kunstenaars hield dit een aanzienlijke verruiming van de arbeids markt in. Niet politiek inzicht of zakelijk besef hadden Cuypers, Frans Stoltzenberg en E. F. Georges zich juist een jaar eerder vere nigd in de nadien beroemd geworden ven nootschap voor kerkelijke kunst. De eenwor ding van het drietal lijkt versteend te zijn in het, blijkens een plaquette, door Cuypers ontworpen hoofdgebouw: één langwerpig blok wordt bekroond door drie topgevels, Alle foto's afkomstig van het Gemeentemuseum Roermond. De houtloods waarvan de middelste de toegang markeert tot de voormalige woonhuizen van Cuypers (links) aan de zuidzijde en Stoltzenberg (rechts) aan de noordkant. Deze worden ie der geflankeerd door een haaks staande vleu gel, waarin werkplaatsen waren onderge bracht. In strijd met alle latere principes van Cuypers is hier géén sprake van een 'organi sche' samenhang tussen binnen en buiten: de muren intern staan los van de gevels, waar door we te maken hebben met een klassiek staaltje 'fagadearchitectuur' Achter het eingenlijke complex strekte zich een diep terrein uit tot aan de Frans Douven- straat. Hier werd in de loop van 1852 een tamelijk omvangrijke 'fabriek' opgetrokken, waar 84 ambachtslieden werkzaam waren. Geen wonder dat de Franse kunstkenner en archeoloog A. N. Didron in 1858 de werk plaatsen beschreef als een geweldige bijen korf, waar de gemeenschapsgeest van de middeleeuwen herleefd leek te zijn. Deze visie sloot aan bij een artikel van zijn vriend, J. A. Alberdingk Thijm - Cuypers' toekom stige zwager! - een aantal jaren eerder. Thijm beschouwde de werkplaatsen als 'Ee ne bouwloodse der XlXe eeuw', equivalent van de legendarische 'Bauhutte' uit het ge- idealiseerde, middeleeuwse verleden. Ka tholieke periode bij uitstek stond dit model voor de eigen tijd, waarin godsdienst, cul tuur en maatschappij opnieuw tot een harmo nisch geheel zouden versmelten. GEMEENTELIJK MUSEUM 'HENDRIK LUYTEN-DR P. J. H. CUYPERS' De overgang van woning, annex ateliers naar museum vond bijna driekwart eeuw later plaats. Aanleiding vormde de schenking van de uit Roermond geboortige schilder Hen drik Luyten (1859-1945) van een deel van zijn oeuvre. Als voorwaarde werd gesteld dat de gemeente een passend onderkomen zou regelen. Al delibererende over een geschikte plaats, bood Jos. Cuypers aan om de zuidelijke vleugel van de werkplaatsen - sinds 1906 woning voor zijn gezin - te verbouwen tot museum. Deze zou dienen om de herinne ring aan zijn vader in ere te houden. Voor het impressionistisch getinte werk van Luyten stelde hij voor om twee daarop toegesneden expositiezalen te ontwerpen. In 1932 werd deze opzet voltooid: de toegang geheel links met in sierlijk smeedijzerwerk de namen van Luyten en Cuypers getuigt van deze vroege situatie. Door de jaren heen trok het museum vanaf.de zuidelijke vleugel via de voormali ge woonverblijven van Cuypers Stoltzen berg steeds verder op, tot en met het atelier aan noordzijde. De daarachter gelegen tus- senbouw, vermoedelijk de werkruimte van Jos. Cuypers, wordt binnenkort bij de Kunst uitleen getrokken. Alleen de oude houtloods en aansluitend daarop een soort pandgang staan er voor schandaal bij! HERINNERINGEN AAN CUYPERS In al zijn aantrekkelijke kleinschaligheid biedt het Roermondse museum een vrij af wisselend programma: dit varieert van streekgebonden, historische collecties tot ei gentijdse kunst. De herinneringen aan Cuy pers nemen hierin noodgedwongen een rela- De Maquette van de St.-Martinuskerk van Wijck- Maastricht (1856-1858), Cuypers' eerste stadskerk. In 1856 stond deze tentoongesteld in Amsterdam, naar aanleiding waarvan J. A. Alberdingk Thijm schreef: 'Raadpleeg het model van eene kerk, gemaakt van de beste materialen, en die in 't geheel 75.000,- kosten zal. Men moet van geen dure schoonheid spreken. Het leelijke is duur de stukadoor, zijn pleister, zijn witsel, afgieten, aanplakken - knoeyen is duur; goede, zuivere, hechte kunst is goedkoop.' Ondanks het aanvankelijke plan voor gepleisterde gewelven kreeg de St.-Martinus de zo fel begeerde stenen kruisriboverwelving.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1984 | | pagina 10