De zeventiende
eeuwse tuin van
paleis Het Loo
□P„OP
DQOQ
82
DOOR PAUL SPIES*
Stadhouder Willem III (1650-1702) was een groot liefhebber van tuinen en de jacht. Naast
het feit dat beide 'vorstelijke' liefhebberijen waren, waren deze vormen van buitenrecreatie
een uitstekende remedie tegen zijn zware asthma en een vlucht uit de beklemmende politieke
aangelegenheden in de residentiestad. Vooral de grote afstand van het politieke gewoel in
Den Haag en de uitstekende jachtmogelijkheden brachten hem ertoe in 1684 de oude
ridderhofstad Het Loo te kopen.
In de loop van zijn verdere leven breidde hij zijn bezit op de Veluwe gestaag uit, zodat hij
steeds minder belemmeringen op zijn omvangrijke jachtpartijen tegenkwam.
Tegelijkertijd mei de bouw van het nieuwe Loo liet hij een tuin aanleggen.
ontworpen, heren uit de kring van de stad
houder al sinds enige tijd tuinen met lengte
assen aanlegden; zoals bijvoorbeeld de tui
nen van het slot te Zeist en van de huizen
Duinrel en Clingendaal bij Den Haag. In de
barok-tuinen van de late 17de eeuw stond de
lengteas namelijk letterlijk en figuurlijk cen
traal. De tuin achter het corps de logis was
'verzonken' en langs drie zijden liepen ver
hoogde terrassen, zodat men van deze terras
sen een mooi zicht had op de in totaal acht
broderie-perken (perken met beplanting in
ingewikkelde patronen). Tessin was het
meest gecharmeerd van de 'berceau-tuin' of
pergolatuin, waar men heesters langs latten-
geraamten had doen groeien, zodat een uit
gebreid gangensysteem was ontstaan (afb.
2). Deze berceau-tuin maakte deel uit van
het tuingedeelte dat voor prinses Mary, de
gemalin van Willem III, bestemd was en
daarom ook aan de voet van haar apparte-
DE EERSTE TUINUITLEG
Toen de Zweedse architect Nicodemus Tes
sin jr. in 1687 Het Loo bezocht, trof hij het
gebouw en de tuin- nog in onvoltooide staat
aan. Ook het gebouw dat toen grotendeels
gereed was, was niet Het Loo zoals wij dat
nu in gerestaureerde vorm aantreffen. Aan
vankelijk was een kleiner gebouw, slechts
bestaande uit het huidige corps de logis
(middengebouw) en de lage, langgerekte zij
vleugels, bedoeld. Pas in de jaren negentig
van de zeventiende eeuw werden de half
ronde colonnades, die oorspronkelijk het
corps de logis en de zijvleugels met elkaar
verbonden, door de vier huidige paviljoenge
bouwen vervangen.
Evenals het gebouw was ook de tuin aanvan
kelijk kleiner (afb. 1). De tuin die Tessin
beschreef werd namelijk aan de achterzijde
begrensd door een beukenallee die als toe
gangsweg diende voor het oude kasteel op
Het Loo, dat Willem III liet opknappen en
herinrichten zodat hij erin kon wonen zolang
nog aan het nieuwe gebouw gewerkt werd.
Opvallend hierbij was, dat door deze begren
zing de tuin achter het corps de logis twee
maal breder dan diep was en nog geen bena
drukte lengteas had. Dat is daarom zo opval
lend, omdat in 1684, toen de tuin zal zijn
)&sJC«Sïsï,v1!ïs
-Xss
G°0[
ment gelegen was. De tuin aan de andere
zijde van het corps de logis was voor de
stadhouder en kende een 'boulingrin' of
klosbaan, een grasveldje voor balspelletjes.
DE UITBREIDING VAN DE TUIN
Met de uitbreiding van het gebouw in de
jaren negentig ging ook een uitbreiding van
de tuin gepaard (afb. 3). In feite waren de
belangrijkste veranderingen: de toevoeging
van een nieuw tuingedeelte achter de beuken
allee en de uitleg van een lengte-as. Het
gewenste effect van een lengte-as werd be
reikt door een aantal bomen uit de allee te
verwijderen en tot ver in het achterliggende
Reconstructie-grondplan van de eerste tuinuitleg
op Het Loo, naar een beschrijving van Nicodemus
Tessin jr. (tekening W. P. Spies). Schaal 1:4.000
MIK
V,.
2. De berceau-tuin of 'het groene kabinet'
(gravure R. de Hooghe)
Voorhof
Corps de logis
Halfronde colonnades
D Prinsentuin
E Prinsessetuin
Berceau-tuin
Boulingrin
H Cascadetrap
J Terrassen
K Keukentuinen
L Beukenallee
M Kasteel Het Oude Loo
A
B
C
F
G
G
>1 IJ
*'Paul Spies studeert kunstgeschiedenis in het kader
waarvan hij een scriptie schreef over de aanleg van
de tuinen van Het Loo, waarvan hij voor ons blad
deze bewerking maakte.