romin
59
dat er nog wel eens in het pand wordt geïn
vesteerd indien er een bestemmingswijziging
optreedt. Bijvoorbeeld de ene winkel maakt
plaats voor de andere. Met de wijziging van
het interieur wordt dan ook nog wel eens wat
aan de restauratie gedaan, zij het dat het hier
veelal om partiële restauraties gaat. Het
blijkt dat algehele restauraties in veel minde
re mate voorkomen dan enige jaren geleden.
WEDLOOP TEGEN BOUWKUNDIG
VERVAL
Men moet zich ook de vraag stellen wat nu
precies de gevolgen zijn van deze terugloop
in restauratie-activiteiten. Gaat er een be
dreiging van uit voor de stad als geheel?
Gaan we de wedloop tegen het bouwkundig
verval verliezen? Of was de grote restaura
tie-activiteit van de zeventiger jaren een ver
schijnsel van hoogconjunctuur, een vorm
van luxe, niet essentieel voor de instandhou
ding van ons bouwkundig erfgoed? Uit ob
jectieve gegevens blijkt, dat er wel degelijk
te weinig gebeurt om het verval bij te benen.
Men kan namelijk als stelregel aannemen,
dat elk huis éénmaal in de honderd jaar in
grijpend moet worden hersteld, tenminste
het gemiddelde Amsterdamse woonhuismo
nument. We kunnen dit gegeven eenvoudig
aan de meeste huizen aflezen. Een goed
voorbeeld is het pand Vinkenstraat 119. De
omschrijving op de monumentenlijst van dit
pand luidt als volgt: in de kern 17 de-eeuws,
later herhaalde malen verbouwd huis met
voorgevel daterend uit de eerste helft van de
19e eeuw, onder rechte lijst waarop een
rondbogige dakkapel. Gevelsteen daterend
uit 1768. In de vensters een goede roedever
deling.'
In dat jaar, 1768, heeft het pand waarschijn
lijk een topgevel gehad, dus een halsgevel of
een klokgevel, met daarachter een leuge
naartje, of schijnkamertje. Hiervan zijn in
het metselwerk van de zijgevel nog sporen
terug te vinden. Dit pand heeft nimmer aan
de voorzijde een houten onderpui gehad, al
thans niet in de 18de eeuw. Het rechter zij
raam in de voorgevel is namelijk nog origi
neel. Dit is ook te zien aan de hanekam die
zich in het metselwerk boven dat raam
bevindt.
In 1840 is het huis opnieuw ingrijpend ge
wijzigd. Uit die tijd dateren de kroonlijst en
de ramen, een driedeling. In die tijd is ook
wellicht de trap in het huis verplaatst. Je kunt
namelijk aan het metselwerk in de zijgevel
bij het kleine raampje zien, dat daar een deur
heeft gezeten.
In 1937 vond opnieuw een ingrijpende wijzi
ging plaats. In dat jaar werd de borstwering
van de zijgevel verhoogd, te zien aan het
nieuwe metselwerk, en bovendien werd op
nieuw de trap verplaatst. Uit die tijd dateert
ook de huidige deur helemaal achteraan de
zijgevel. Waarschijnlijk heeft het huis in
1937 de bestemming van café gekregen.
Uit deze zorgvuldige waarneming van het
huis blijkt dus dat elke 100 jaar een ingrij
pende wijziging, gepaard gaand met ingrij
pend herstel, heeft plaats gevonden. In dit
concrete geval dus 1768, 1840 en 1937.
Het blijkt, dat dit niet alleen met dit huis het
geval is, maar dat bij vele historische huizen
zich dit beeld aftekent.
Als we op grond van dergelijke waarnemin
gen uit gaan van de stelling, dat elk huis eens
in de honderd jaar flink moet worden her
steld, dan leidt dat tot de conclusie, dat van
de 7000 beschermde monumenten in Am
sterdam er gemiddeld 70 per jaar fundamen
teel moeten worden aangepakt om het monu
mentenbestand als geheel in een goede
bouwkundige staat te houden.
Voegen we aan dit gegeven dan nog toe, dat
voor elk huis eens in de 40 jaar het zoge
naamde groot onderhoud moet worden ge
daan, dan betekent dat, dat er per jaar circa
250 restauraties groot of klein moeten wor
den uitgevoerd.
Onder groot onderhoud moeten ook de par
tiële restauraties worden gerekend. Klein on
derhoud moet minstens elke 15 jaar gebeu
ren. De conclusie is duidelijk; het aantal van
250 halen we thans bij lange na niet. Er is
dus zonder meer sprake van dat we het
bouwkundige verval van het historische erf
goed in Amsterdam niet met de benodigde
restauraties kunnen bijbenen.
De grote aantallen restauraties uit de zeventi
ger jaren waren dus geen luxe, maar een
noodzaak, indien we ons althans het behoud
van monumenten als doel blijven stellen.
VOORBEELDEN VAN BEDREIGDE
HUIZEN
Prins Hendrikkade 59-60, 64 en 65.
Het pand nr. 59-60 is een belangrijk 17 de-
eeuws pand. Het is nu dichtgemetseld en
staat in de stutten. Het is eigenlijk al een
ruïne. Ruïnes zijn ook de twee andere pan
den, de nrs. 64 en 65.
Toch zijn deze drie objecten nog krachtens
de monumentenwet beschermd. Beschermd
of niet beschermd, de Gemeentelijke Dienst
Bouw- en Woningtoezicht heeft hier voor
deze panden reeds de noodklok geluid. De
panden staan op instorten en er dienen op
nieuw maatregelen te worden genomen om
calamiteiten te voorkomen.
De panden waren tot 1979 eigendom van een
B.V., die hier blijkens het reclamebord van
plan was om appartementen te bouwen. De
ze plannen hebben geen doorgang gevonden.
Ze werden doorverkocht aan een onroerend
goed handelaar, die optrad namens een aan
tal investeerders die ter plekke eerfhotel wil
den bouwen. De plannen voor dit hotel wa
ren reeds in detail uitgewerkt door het archi-
tektenbureau De Klerk.
Het hotel zou er echter niet komen. De pan
den werden opnieuw verkocht door middel
van een veiling. Gelukkig zijn alle panden
thans in één hand. Het wachten is op nieuwe
initiatieven. In afwachting daarvan zullen de
panden niet van de rijksmonumentenlijst
worden afgevoerd. Daarvoor zijn ze, met
name voor het stadsbeeld, van té groot be
lang. De Prins Hendrikkade en het Stations
plein zijn immers het visitekaartje van Am
sterdam voor reizigers die vanuit het Cen
traal Station de stad binnenkomen.
Een ander voorbeeld is het huis Herengracht
300. Zoals uit de foto blijkt, gaat het om een
klein huisje, dat is gebouwd tegelijkertijd
met de huizen in de dwarsstraat van de Heren
gracht. Het pand doet op het eerste gezicht
19de-eeuws aan. Het heeft een omlopende
lijst van circa 1850-60. Ook de houten on
derpui is I9de eeuws, wellicht tegelijk met
Opmctinc Pcdccll s Anncnstb. ia.
Opmetingstekening en foto van St. Annenstraat 12. Het enig overgebleven vroeg-Renaissance stenen
woonhuis te Amsterdam, met een z.g. rolwerkgevel in de stijl van Vredeman de Vries. Sinds 1983 in
bezit van de Gemeente, die voor het verkommerde stadsdeel waarin de St. Annenstraat ligt, samen
met het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten plannen voor herstel ontwikkelt.