Boekei
'\v* i„Y)oWxV
Varsseveld
Vught
Zwolle
\ede°
197
zwaar aan tegen realisering van het ontwor
pen bouwplan.
Naar aanleiding van de terinzagelegging van
het ontwerp-structuurplan Silvolde-Terborg
tekende de Bond bezwaar aan tegen het hier
in voorkomende 'Gravenpad-model', omdat
de daarin geprojecteerde weg niet alleen de
westpunt van het landgoed Wisch doorsnijdt
en daardoor één der toegangen blokkeert,
maar tevens te dicht komt te liggen langs de
bestaande oprijlaan en daarmede langs het
kasteel Wisch.
Ook zou het bij dit tracé behorende kappen
van het hier aanwezige bosgedeelte onher
stelbare schade aanbrengen aan de huidige
landschappelijke situatie van kasteel en
dorp.
Heemschut maakte bezwaar tegen het 'weg-
bestemmen' van het pand Vlierstraat 20, het
zg. 'Huis van Ponten', ten behoeve van
nieuwbouw in het ontwerp-bestem-
mingsplan-Rozenstraat. Reeds drie jaar gele
den vroegen wij het gemeentebestuur dit
pand te willen beschermen door middel van
plaatsing op een gemeentelijke monumen
tenlijst. Ook voor het dorpsgezicht ter plaat
se is het pand van belang.
Onlangs zijn plannen voor de 'verbouw' van
het Rademakerszijl in de Hasselterdijk bij
Zwolle uitgewerkt. Dit sluisje in de hoofd
waterkering van de Mastenbroeker polder
dateert oorspronkelijk uit de middeleeuwen.
Het huidige sluisje uit de 17de eeuw is na de
Tweede Wereldoorlog verbeterd en hersteld
waardoor sluismuren en vloer thans nog in
goede staat verkeren.
Vervanging van de deuren kost ongeveer
20.000,- meer dan de voorgenomen ver
bouw tot inlaatwerk met betonschot. Dan
zou het ook mogelijk blijven de doorvaart
naar de achter gelegen wetering te behouden.
Voor de handhaving van dit kleine (klein
ste?) sluisje als cultuurhistorisch monument
in de oorspronkelijke 'trekvaart'-route zou
een beroep moeten worden gedaan op recrea
tiefondsen, werkgelegenheidsfondsen en
middelen van monumentenzorg, zo stelden
wij aan B. en W. van Zwolle.
Schakels in Stedebouw
Een model voor een analyse van de ontwik
keling van de ruimtelijke kwaliteiten van de
I9de-eeuwse stadsuitbreidingen op grond
van een onderzoek in Gelderse steden door
'ir. F. W. van Voorden, mooi geïllustreerd,
288 pagina's, prijs f75,- (ledenprijs
60,- afgehaald 66,50 incl. porto) Uitg.
De Walburg Pers, Zutphen.
Veel steden zijn momenteel bezig 19de-
eeuwse stadsdelen te vernieuwen door sloop
en/of renovatie. Vaak echter ontbreken de
nodige 'genunanceerde stedebouwkundige
randvoorwaarden op wettelijke basis' hier
voor.
Ir. F. W. van Voorden, werkzaam als stede-
bouwkundige bij de Rijksdienst voor de Mo
numentenzorg, acht dit terecht een ernstige
tekortkoming. Hij voorziet dat door het on
oordeelkundig vervangen van de 19de-eeuw-
se wijken, de oorspronkelijke stad (die van
vóór 1800) los kan komen te staan van de na
1900 gebouwde wijken. Daarom beklem
toont hij het belang van de 19de-eeuwse
stadsuitleg als schakel in het proces van ver
stedelijking en pleit voor het behoud van die
schakelfunctie bij (komende) stadsvernieu
wing.
In deze studie, tevens proefschrift, is onder
zocht welke grote en middelgrote steden ver
gelijkbaar zijn, zowel wat betreft de histori
sche stedebouwkundige structuur, als de pro
blematiek van de stadsvernieuwing. Er
wordt in aangetoond dat tenminste 16 Neder
landse steden (waaronder Arnhem en Nijme
gen) een vergelijkbare historische stede
bouwkundige structuur inclusief de I9de-
eeuwse stadsuitleg bezitten.
Schrijver behandelt achtereenvolgens de his
torische ontwikkeling tot 1800, het ontstaan
van stedelijke nederzettingen, een analyse
van de 18de eeuwse uitleg van Arnhem, de
stedebouwkundige structuur van de traditio
nele grote en middelgrote steden omstreeks
1900, de bevolkingsontwikkeling daarin tus
sen 1795 en 1900, de uitleg en instandhou
ding van het historisch stedelijk bouwwerk
in de 19de eeuw en de invloed van de stads
uitbreiding in de 20ste eeuw.
Opmerkelijk is, dat de meest ingrijpende sa-
..irtiitÖ'''1
o[> Sr'
\>et$
Voof
iete'
d«cee
X
nering en vernieuwing van historische be
bouwing heeft plaats gevonden (en plaats
vindt) in de steden die in de 19de eeuw het
meest omvangrijk én in korte tijd zijn uitge
breid. Voor een groot deel zijn dat de voor
malige vestingsteden, waarvan een groot
deel al in het begin van de 19de eeuw werd
opgeheven als vestingstad (Bij andere steden
kwam opheffing van vestingfunctie - en
daarmee van de ontmanteling - pas later, nl.
rond 1870).
Van Voorden pleit in deze belangwekkende
studie voor een herziening van het monu
mentenbeleid, waarbij de bescherming van
stedebouwkundige en bouwkundige elemen
ten gelijkmatig in de gehele historische stad
(de 19de eeuwse uitleg begrepen) plaats
vindt. Tot nu heeft zowel bij de bescherming
van gebouwen als die van stads- en dorpsge
zichten het accent vrijwel volledig op de
periode van vóór 1860 gelegen.
De uitkomsten van deze studie zijn mis
schien nog wel van grotere betekenis voor
bestuurders en politici dan door stedebouw
kundigen, architecten en bouweconomen.
De uniforme (en dus vergelijkbare) gegevens
die over de historische gebouwenvoorraad
van 16 steden zijn verzameld, geven een
objectief beeld van de aard en de omvang
van de betreffende steden.
Het feit dat de omvang en de dichtheid van
de (historische) bebouwde kom in de toe
komst zal worden gehanteerd als maatstaf
voor de financiële verhouding rijkgemeenten
maakt deze studie bijzonder nuttig.
j.b.-r.
Arnhem, deelgebied
Spijkerstraat vóór (ca.
1800) en na de 19de-eeuwse
stadsuitleg (ca. 1890).
Tekening F. W. van
Voorden.
triwzsz
frtt'teV*