Decentralisatieproble- matiek blijft actueel Uit het Korenmetershuis 194 Zoals we dat van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gewend zijn, kwam ook dit jaar weer een zeer verzorgd, prachtig geïllustreerd jaarverslag over het voorgaande jaar uit, waarin - ruim 150 pagina's - op overzichtelijke wijze de ontwikkelingen in dat jaar op het ruime terrein, dat de monu mentenzorg beslaat, worden weergegeven. Naast (technische) informatie,over het inven tarisatie-, beschermings- en restauratiewerk, vinden we in dit verslag ook altijd een inlei dende beschouwing over de ontwikkelingen op het terrein van het monumentenbeleid. Opvallend is, dat de kanttekeningen die ge maakt worden bij de voorgenomen decentra lisatie, nog niets van hun actualiteit verloren hebben. Gezien de verschillende ontwikke lingen die alle op hun eigen wijze en tempo plaats vinden, zou de discussie over de wijze waarop de decentralisatie van (delen van) de monumentenzorg zijn beslag moet krijgen o.i. overigens niet te snel mogen worden afgerond. Wij vermelden alvast een passage waarin wij ons goed kunnen vinden, nl. die waarin gesteld wordt, dat bij welke vorm van decentralisatie dan ook een bovenlokale vi siepassend bij goede bestuurlijke verhou dingen en gericht op een evenwichtige maat schappelijke integratie van de op het gebied van de monumentenzorg in het geding zijnde belangen onmisbaar is. In het Voorwoord van het jaarverslag treffen we o.m. de waarschuwing aan van de hoofd directeur, de heer J. Jessurun, voor een te weinig genuanceerde opvatting omtrent de centralisatie van rijkstaken en -bevoegdhe den. Deze stelt vervolgens, dat te weinig doordachte maatregelen de overlevingskan sen van de monumentenzorg ernstig zouden kunnen bedreigen. Overigens valt met voldoening te constate ren, aldus genoemd verslag, dat de ambts voorganger van de huidige Minister er, on danks grote tegendruk, in is geslaagd verde re besnoeiing van de voor de monumenten zorg beschikbare middelen te voorkomen. Hij had daarvoor twee belangrijke argumen ten. In de eerste plaats zou verdere teruggang van de activiteiten in de monumentenzorg in samenhang met het arbeidsintensieve karak ter-van het restauratiewerk leiden tot verlies van een naar verhouding groot aantal ar beidsplaatsen. Voorts zou verder uitstel van bepaalde restauratieactiviteiten onherstelbaar verlies van historische waarden in de ge bouwde omgeving tot gevolg hebben. De huidige Minister heeft het door zijn voor ganger uitgezette beleid niet alleen tot het zijne gemaakt, maar daaraan een nieuwe di mensie toegevoegd door institutionele beleg gers voor investeringen in het herstel van JAARVERSLAG 1982 VAN RIJKSDIENST monumentale gebouwen te interesseren, met het doel, langs die weg een meer stabiele basis voor het restauratiebeleid te scheppen en de afhankelijkheid van de wisselvallige begrotingspositie van het Rijk te vermin deren. Wij weten thans dat het al dan niet van de grond komen van dit Nationaal Restauratie fonds in de hele decentralisatie-operatie de meest cruciale factor is. Een dergelijke fi- nancieringsopzet van restauratiesubsidies vereist ongetwijfeld een meer gecentraliseer de aanpak dan thans in het voornemen ligt. Bij de behandeling van de W.V.C.-begro ting, die in november plaats gevonden moet hebben, zal deze financieringsmogelijkheid dan ook uitgebreid ter sprake komen. In dit verband vermelden wij, dat de N.C.M., die de verschillende groeperingen op het gebied van de monumentenzorg in de particuliere sector vertegenwoordigt, aan de Vaste Ka mercommissie heeft laten weten zich ernstig ongerust te maken over de toenemende onze kerheid die het gevolg is van het ontbreken van een samenhangend monumentenbeleid, c.q. een behoorlijk meerjarenbeleid. Deze organisatie staat overigens wel zeer positief ten opzichte van een restauratiefonds in sa menwerking met particuliere beleggers. Na deze actuele bespiegelingen, echter terug naar het jaarverslag-1982, waarin we voorts lezen, dat hoewel bij de laatste kabinetsfor matie opnieuw is overwogen, de monumen tenzorg bij de departementale herindeling onder te brengen bij het departement van VROM, dit niet is gebeurd. Wegens de nau we verwantschap van beleidsterreinen (bouwnijverheid en ruimtelijke ordening enerzijds, restauratiebeleid en structuurbe scherming anderzijds, volkshuisvestingsbe- lang bij stadsvernieuwing en restauratie van woonhuizen) zou die maatregel te verdedi gen zijn, ware het niet dat de monumenten zorg tevens principieel als een onderdeel van het cultuurbeleid moet worden beschouwd. Het laatstbedoelde argument heeft de door slag gegeven, zodat de monumentenzorg bleef waar zij thuishoort. Het beheer van het architectonische erfgoed moet immers vanuit de behartiging van culturele belangen gestal te krijgen. De sector natuurbescherming ging echter als gevolg van de kabinetsformatie van W.V.C. over naar Landbouw. Hoewel hieraan, in tegenstelling tot veel geciteerde opvattingen, wel degelijk voordelen zijn verbonden, mag niet onvermeld blijven, dat een goede coör dinatie van de door het natuurbeschermings- beleid en door het monumentenbeleid te die nen belangen meer aandacht en overleg en daardoor ook meer tijd zal vragen, lezen we in het jaarverslag. j.b.-r. Van het KERKEPAD-front zou weer veel te melden zijn. Opnieuw zijn deze zomer van juni tot en met september vele Provinciale Commissie- en Heemschutleden in actie ge weest om iedere zaterdag ergens in Neder land achter een stand te staan; in een kerk of er buiten, zoals op bijgaande foto's is te zien, hetgeen met het doorgaans mooie weer goed te doen was. En anders werd er een dakje boven gespannen. Heemschut werd bovendien een heus spandoek rijker! Dank aan allen die zich zo hebben ingespannen. Jhr. Mr. E. W. J. Van Weede van Dijk veld (secretaris van de Provinciale Commis sie Noord-Brabant) ontving van de Brabant se Milieu Federatie de jaarlijkse milieuprijs wegens bijzondere verdiensten gedurende 40 jaar voor het natuurbehoud en milieubeheer. Bij het lezen van het aardige artikel in het Brabants Dagblad van 14 september jl. inza ke deze onderscheiding bekruipt Heemschut een gevoel van trots en dankbaarheid dat jhr. Van Weede ook in de Provinciale Heem schutcommissie Noord-Brabant een belang rijke rol speelt. Van Weede is niet alleen natuurbeschermer. Weliswaar begon hij zijn activiteiten bij Na tuurmonumenten, maar hij was ook betrok ken bij het werk van de voorloper van de stichting Natuur en Milieu, de Contactcom missie voor Natuur- en Landschapsbescher ming. En nog steeds zit hij in het bestuur van de Hollandse Molen en spant zich dus in voor Heemschut. In 1959 schreef hij in een jaarverslag van het Brabants Landschap: 'Wij zijn een strijdorganisatie, aan dewelke een zekere eenzijdigheid al evenmin misstaat als aan een advocaat bij de verdediging van zijn cliënt. Iedereen heeft het recht voor zijn belang op te komen. Dit wil niet zeggen dat wij nu de rede en de goede trouw maar op stal moeten zetten.' Deze uitspraak tekent de heer Van Weede ten volle: een gemotiveerd man, die zich met rede en verstand doch ook met emotie kan inzetten.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 28