Voorlopige evaluatie 20
jaar archeologische
monumentenzorg
164
DOOR R. H. J. KLOK*)
In Nederland werd in 1961 de Monumentenwet van kracht. Het werd toen mogelijk archeolo
gische 'sites', d.w.z. terreinen waar in situ materiaal voorhanden is, dat alleen door
archeologisch onderzoek kan worden ontsloten, evenals gebouwen te beschermen door ze op
een monumentenlijst te plaatsen. Deze monumentenlijsten worden voor iedere gemeente
apart samengesteld. Tot 1 januari 1983 zijn 213 lijsten geproduceerd.
Een totaalbeeld dat reden geeft tot optimisme? Waar en onwaar!
Waar, in de zin dat thans van de meeste gemeenten een globale inventarisatie bestaat, echter
van overwegend zichtbare archeologische sites.
Waar ook dat met de bescherming hiervan goede voortgang wordt gemaakt.
Onwaar, in de zin dat er binnen de geïnventariseerde gemeenten thans een representatief
aantal sites van alle daar voorkomende bewoningsfasen is beschermd ten dienste van het
toekomstig wetenschappelijk onderzoek en ook onwaar in de zin dat van alle beschermde
sites, met name van sites zonder visuele kenmerken, de kwaliteit zou vaststaan en is
geregistreerd.
standigheid bereikt (1259). Maar in het
'scoutambochte van Amersfoerde' wees nog
veel in de richting van de oudste betekenis
van het woord 'schout': die van bestuurder
van een villa, de 'judex', die volgens de
Karolingische richtlijnen voor het villabe-
heer aan het hoofd stond van een koninklijke
villa. Onder hem ressorteerden alle werk
krachten in het villagebied, ook de beheer
ders van de er aan grenzende foreesten.
JACHTDOMEINEN EN STAD
Van de vier met name genoemde foreesten
uit de oorkonde van Karei de Grote uit 777
werd vanouds alleen geïndentificeerd Hen-
gistscoto, welke naam nog bewaard geble
ven was in Henschoten bij Woudenberg.
Men was het ook eens over de grootte daar
van. Het moest identiek zijn met het Wester
woud, waaruit de latere gemeenten Maars-
bergen, Maarn en Woudenberg voortkwa
men. Die afmetingen lijken tenminste op die
van de jachtdomeinen zoals we die uit b.v.
Duitsland kennen.
Later werd ook Fornhese geïndentificeerd;
de tiend ervan bleek te liggen tegen de grens
van Amersfoort en Soest (verbasterd tot Ver
re Heezer tiend); de naam werd afgeleid van
Hees onder Soest. Beide dorpen zullen er
met Baarn toe behoord hebben.
Mocoroht verbasterde via Moersthorst tot
Moorst en moet het oostelijke moerasgebied
omvat hebben.
Vuidoc werd verhaspeld tot Vuijdijk onder
Hoogland bij de Eem, het omvatte geheel
Hoogland en Bunschoten. Het lijkt erop, dat
de hoeven van de vorsters, die onder de
schout van de villa Amersfoort de domeinen
beheerden bij de ingang van elk foreest nog
aan te wijzen zijn als van oorsprong ridderlij
ke huizen en heerlijkheden: Woudenberg
voor Hengistscoto, Isselt voor Fornhese,
Coelhorst voor Vuidoc en hoogstwaarschijn
lijk Stoutenburg voor Mocoroht. Die vier
foreesten omgrensden de villa, die bestond
uit de vroonhof Amersfoort en het hoeven-
land Leusden. Daar worden later regelingen
getroffen voor de geërfden van de 26 hoe
ven. Dat Leusden van oorsprong hoevenland
was, bleek b.v. uit de horige diensten, die de
inwoners daarvan nog eeuwenlang aan de
bisschop moesten leveren.
Wellicht is in de duistere 9de en 10de eeu
wen de oude vroonhof losgeraakt van zijn
omgeving. Zouden van die tijd af al de twee
ringwallen dateren, waarop later de stadsmu
ren zouden verrijzen? Het omringde gebied
is niet groot: de oude binnenstad omvat bin
nen de singels ruim 19 ha grond, binnen
beek en stadsring 64,5 ha. Ook deze afme
tingen kloppen aardig met wat we van oude
vroonhoven weten. Evenals het aantal onder
horige hoeven, dat voor koninklijke hoven
30 tot 100 bedroeg, op zijn minst 30.
De oudste geschiedenis van een stad kan zo
o.m. door wat van het verleden aan naam-
goed bewaard bleef, in een nieuw licht ge
plaatst worden.
KWALITEIT NOG ONVOLDOENDE
VASTGESTELD
Vooral het laatstgenoemde aspect baart zor
gen. Herhaaldelijk blijkt namelijk dat bij de
bescherming in het recente verleden onvol
doende is gelet op de eisen die de monumen
tenzorg stelt zoals:
a. een exacte begrenzing van de site;
b. de redelijke zekerheid dat ter plaatse spo
ren aanwezig zijn;
c. kennis omtrent de staat waarin de sporen
zich bevinden;
d. de dikte van de cultuurlaag;
e. gegevens over het karakter en de datering
van de sporen en bovenal
f. een wetenschappelijk oordeel over de
noodzaak tot onderzoek of behoud.
Te snel werd in het verleden op grond van
alleen oppervlaktevondsten en mededelingen
van derden aangenomen dat zich ergens een
nederzetting of grafveld bevond. Aan het
controleren en evalueren van deze informatie
blijkt achteraf veel te weinig aandacht te zijn
besteed. De huidige lijsten van beschermde
archeologische monumenten weerspiegelen
helaas de gesignaleerde tekortkomingen. Zo
is het enkele malen voorgekomen dat onder
zoek op een beschermde site geen enkele
vondst of spoor opleverde of sporen uit een
geheel andere periode dan verwacht tevoor
schijn bracht. Ook werd in een aantal geval
len geconstateerd dat de site onvolledig of
onjuist beschermd was.
Het gebrek aan kennis, ook van soms gere
nommeerde sites, leidt er toe dat het vergun-
ningen-beleid soms zeer soepel moet worden
gehanteerd, dat vaak onvoldoende gegevens
bestaan om ongewenste ontwikkelingen te
gen te gaan en dat onderzoek of waarnemin
gen op de beschermde site meer dan eens
alléén uitsluitend een documentair doel die
nen. Eigenlijk zou het bestaande monumen
tenbestand nog eens moeten worden doorge
licht om de zwakke plekken te ontdekken. In
Nederland bestaat echter buiten de weten
schappelijke projecten geen team dat be
schikbaar en geëquipeerd is om archeologi
sche sites methodisch te analyseren op hun
betekenis voor het toekomstig wetenschap
pelijk onderzoek en daarmee op de noodzaak
van wettelijke bescherming.
Hiermee is niet gezegd dat men zich deze
problematiek niet realiseert, maar wel dat
voorlopig nog andere prioriteiten gelden.
Het onderzoek staat op de eerste plaats. Te-
Vignet archeologische monumenten die (mede) in
beheer zijn bij de R.O.B.
Dr. R. H. J. Klok is hoofd van de afdeling Be
schrijving en Monumentenzorg bij de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, belast
met de bescherming van archeologische monu
menten.
Publicaties van zijn hand betreffen, behalve de
bescherming van oudheidkundige waarden, voor
al ook een pleidooi voor een integrale natuurwe
tenschappelijke- en cultuurhistorische benadering
van het landschap. Voorts is hij auteur van de
boeken 'Archeologie en monument', 'Archeolo
gisch reisboek voor Nederland', 'Hunebedden in
Nederland', 'Oude Graven tussen IJssel en Val
lei' en mede-auteur van het 'Reisboek voor Ro
meins Nederland en België'.