De strijdbaarheid van Herre Halbertsma 160 FRIES REDDE HISTORISCH AMERSFOORT Zijn lange zwerftocht tijdens de bezettingsjaren langs 1200 Friese en Groningse terpen, heeft de friese student Herre Halbertsma gestimuleerd tot zijn beroepskeuze. Oudheidkundig bodemonderzoek zou zijn latere leven gaan beheersen, maar dat niet alleen. Hij zou de geschiedenis ingaan als redder van de middeleeuwse kern van Amersfoort, die in de jaren zeventig van onze eeuw met verminking werd bedreigd. De voorvechter voor het behoud van het eeuwenoude stedeschoon van zijn woonplaats, is thans een zestiger geworden. Een Friese-Amersfoorter, die met een wijze glimlach over zijn schouder kijkt. De sfeer van het monument is bijna tastbaar in het Muurhuis, dat hij met zijn vrouw bewoont, niet helemaal comfortabel, maar wel verrukkelijk. Het herstelde pand uit de 17de eeuw komt bij de bezoeker als een woonmuseum over. Maar eerst de aanloop die hem heeft gerijpt tot ongedachte strijdbaarheid buiten het heitelan. BODEMGEHEIMEN Dr. H. Halbertsma, rijzig man, bedachtzaam verteller, is sedert 1977 waarnemend hoofd van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bo demonderzoek, die vanaf 1949 in de Keistad huisvesting kreeg. Dit gebeurde op initiatief van monumentenminnaar, wijlen burge meester H. Molendijk. (Voormalig klooster Mariënhof). Halbertsma leeft nog steeds twéé levens! Met als decor: Amersfoort en Friesland. 'Te Sneek geboren in 1920 en aldaar opge groeid, ging ik in 1939 naar Delft om restau ratie-architect te worden. De bezetting door kruiste dit toekomstbeeld, Na de Meidagen van '40 besloot ik aan de universiteit van Groningen geschiedenis te gaan studeren, daar werd ik medewerker van prof. A. E. van Giffen, destijds een groot man in de wereld van de archeologie. Opgravingen van het voormalige klooster te Aduard hadden mij namelijk dusdanig gefascineerd, dat ik al Eén van de bijzondere muurhuizen, het zogenaamde secretarishuis, ook wel notarishuis genoemd, woonhuis van de heer Halbertsma. Tal van bouwperioden zijn hieraan te onderscheiden. Foto: C. van den Braber, Amersfoort. in 1940 koos voor oudheidkundig bodemon derzoek als nevenstudie. Van Giffen speelde mij die terpenopdracht in 1943 toe, waarna ik met trein en fiets (en Ausweis) een lang durige zwerftocht langs de noordelijke ter pen heb gemaakt. Vele voormalige woonheuvels werden in die tijd afgegraven, omdat de vruchtbare grond gewild was. De regering wenste daarom met beschermende maatregelen te komen. Op grond van dit onderzoek is in 1962 de zoge naamde 'Terpen-Atlas' verschenen: Terpen tussen Vlie en Eems. Ik studeerde af - ge schiedenis - en belandde in 1949 te Amers foort, bij de gloednieuwe R.O.B.' EMOTIONELE EPISODE In het (zijn) zogenoemde 'Notarishuisje', de naam van de muurwoning die in de kern dateert uit de vroege 16de eeuw, gaat Hal bertsma er nu even goed voor zitten: zijn persoonlijke verhaal over Amersfoort, Voor de aan de Amer. Zijn deelneming aan de Amersfoortse gemeenschap moge slechts een tijdvak van ruim dertig jaar vertegen woordigen, het is er niet minder nadrukkelijk en kleurrijk, vaak zeer emotioneel ook, om geweest. Dr. Halbertsma stelt bijzonder veel prijs op deze persoonlijke noot: 'Het is geen éénmanswerk geweest, wel heb ik voor de bestendiging gezorgd. Voor en na ben ik bijgestaan door actie-comité's, zonder welke ik veel te weinig 'poids' zou hebben gekregen om voor de raadsleden 'interessant' te worden. Uit één van de comité's is bijvoorbeeld de huidige wethouder, A. L. L. N. Asselbergs, de huidige wethouder met de portefeuille 'Binnenstad', voortgekomen. Het bezwaar van de comité's was dat ze uit jeugdige personen (studenten) bestonden, die kwamen en gingen. Onbedoeld was je dan weer een eenmanswagen. Veel steun heb ik ondervonden van mijn buurman, de heer J. J. T. Spetter, en van de kenner van de Amersfoortse historie bij uitstek, de heer J. D. H. van der Neut. Uiteraard heb ik veel bereikt door mijn dagbladrubriek. Het heeft allemaal lang geduurd, maar eens - het gevaar was toen afgewend - moet je ophouden de rol van hofnar, onbezoldigd ombudsman te blijven ambiëren. Ik heb in mijn leven circa 200 wetenschappelijke bijdragen over de vaderlandse oudheid en geschiedenis afgeleverd, wat uiteraard mijn hoofdtaak is en behoort te zijn'. Zijn verdere verhaal: 'Molendijk kende ik al als wethouder van Groningen. In zijn nieuwe werkomgeving ontmoette ik hem andermaal als bestuurder met een groot hart voor de monumentenzorg, een voorvechter op dit terrein zoals ik er later geen tweede heb gekend. Amersfoort was toen een ietwat ingeslapen provinciestad. Men sprak van 'de schone slaapster', ook van een ongewild 'openluchtmuseum', met een sterk militaire inslag. Middeleeuwse hui zen stonden er te verkommeren. Mijn taak bij de dienst R.O.B. lag en ligt op het terrein van kerken, kastelen en middeleeuwse stads kernen, dus: ondergronds. Bovengronds is altijd mijn grote belangstelling uitgegaan naar behoud van hetgeen het behouden waard is. Onder het bewind van Molendijk werd een begin gemaakt met herstel van Amersfoort's oude luister. Er was veel te genwind, want een groot deel van de bevol king riep: 'Wat moeten we met al die ouwe rommel?' Ik werd monumentenactivist, kwam in ver enigingen en commissies te zitten, maar werd niettemin een eenzame voorvechter toen Molendijk met pensioen was gegaan.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 14