156 Waarschijnlijk geen onderneming die het restaureren van monumenten populair zou maken. Hoe dan ook, in 1932 kon de stad terugzien op een omvangrijk werkstuk, twee gerestaureerde bakstenen torenvierkanten, de opnieuw gestelde natuurstenen achtkanti ge lantaarn, vernieuwde balustraden, een ge deeltelijk gerepareerde spits, andere wijzer platen Kortom, een toren die weer jaren zou meegaan. Het jaarverslag van Flehite over 1928 maak te intussen, met enige gelatenheid, melding van het verdwijnen van het karakteristieke Paternosterstraatje. In die tijd deed ook de Kamperbinnenpoort weer eens van zich spreken. Dat dit monument nog bestaat, mag wel een wonder heten. Hoewel, van het oorspronke lijke gebouw zijn alleen de twee achtkantige torentjes nog over, onderdelen van de voor poort van een veel groter bouwwerk. In 1827 al, meende men de last te ondervin den van het obstakel. Het tussenlid sneuvel de in die tijd. Stadstekenmeester Jordanus Hoorn had in 1817 nog de gelegenheid de poort, met de verbindingsboog en de meze- kouw, te schilderen Het gevaar was weer even geweken, maar in 1877 betrok de lucht opnieuw en in 1911 nog een keer. Weer was het Jan Kalf die de Amersfoorters tot andere gedachten probeerde te brengen. De stad lag hem blijkbaar na aan het hart. In 1913 sprak de gemeenteraad zich deson danks uit vóór de afbraak, zonder resultaat, maar de regering verbood het eenvoudig. In 1914 opnieuw een raadsbeslissing tot slo pen. Prompt volgde hierop een Koninklijk Besluit dat het weer ongedaan maakte. De zaak begon zoetjesaan gênant te worden. In 1922 nog maar weer eens tot afbraak be sloten. Zéker niet zei het K.B. van 13 juni 1923. De suggestie om de poort, waaraan, inmid dels borden hingen: 'STAPVOETS RIJ DEN', te restaureren werd ten slotte overge nomen. In 1928 sprak men nog even zwakjes over 'het instellen eener commissie', waarna het morren definitief verstomde. In het jaar daarop kwam er een restauratie plan. Het schilderij van Hoorn bewees goede diensten. Het werk werd in 1931 uitgevoerd, sterk op reconstructie gericht naar de restau ratieopvattingen van die tijd. RESULTATEN Toch een merkwaardige start van de Amers- foortse monumentenzorg. Aan de ene kant inspanningen om dingen te behouden, aan de andere kant toch nog gemakkelijk genomen besluiten tot betreurenswaardige afbraak. Een financiële krachttoer in de vorm van de restauratie van de Onze Lieve Vrouwe To ren, gesteld tegenover het kleinsteedse ge zeur over de Kamperbinnenpoort. Dan een opmerkelijke, grotendeels onver klaarbare ommekeer, een kentering die zich voltrok in het meest sombere deel van de late Kamper binnenpoort. Oorspronkelijk zijn alléén nog de twee achtkantige torentjes. De boog daartussen, met de gereconstrueerde mezekooi (reeks werpgaten) is bij de restauratie van 1931 opnieuw aangebracht. Het monument is in zijn originele staat groter geweest. Te denken valt aan de Antonispoort in Amsterdam en de Spaarnwouderpoort in Haarlem. Ook de Amersfoortse poort, met bescheiden afmetingen uiteraard, zal hebben bestaan uit een voorpoort, een open plaats en een hoofdpoort. Wat zich nu aandient als de Kamperbinnenpoort is derhalve alléén de voorpoort, en dan nog een plaatselijke reconstructie. jaren dertig en die krachtig werd voortgezet, zelfs in de tweede wereldoorlog. In het boekje 'Herleefde Schoonheid' geeft prof. W. Martin, als resultaat, van 25 jaar monumentenzorg in Nederland 1918-1943, een opsomming van gerestaureerde monu menten. Amersfoort komt daaruit redelijk tevoor schijn. In 1920 Lieve Vrouwestraat 20; 1928 St. Pieters- en Blocklandsgasthuis (deze restau ratie werd overigens tussen 1911 en 1913 uitgevoerd) en Kleine Spui 6; 1932 Onze Lieve Vrouwentoren; 1936 de Stadsmuur langs de Annastraat; 1937 de Kamperbin nenpoort (eigenlijk in 1931); 1940 Havik 25; 1942 Appelmarkt 15, het Maandaatshuis, Kamp 10, Muurhuizen 59-61, de Plompeto- ren, Muurhuizen 165, Hof 24, Groot- en Klein Tinnenburg en de schildering aan de Joriskerk (wat een aantal!); 1943 't Zand 19 en de Molen 'de Goede Verwachting' aan de Lageweg (die er helaas niet meer is). De lijst van opgeleverde restauraties, met name van die laatste oorlogs jaren, is indruk wekkend. Grotendeels onverklaarbaar, werd net opge merkt. Over welk deel kan dan wel iets wor den gezegd? Architect Verheus, in die tijd verbonden aan het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, weet zich nog te herinneren dat het vooral personen waren die zich voor de monumen ten inzetten. Hij noemt daarbij de architect/ aannemer van Gent en de inspecteur van bouwtoezicht Kapteijn. In aanvulling daar op, door de oorlog waren voor het gewone 'burgerwerk' weinig bouwmaterialen be schikbaar en men maakte ook ten aanzien van nieuwbouwprojecten pas op de plaats. Herstelwerkzaamheden aan oude huizen, vaak met afkomend en opnieuw te gebruiken

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 10